PERSBERICHT
De Staat weigert genoegdoening voor de kinderen van geëxecuteerde Indonesiërs
De overheidsregeling ‘De Bekendmaking’ blijft uitsluitend op Indonesische weduwen van toepassing
Heemskerk, 8 juli 2019, Door: K.U.K.B.
Ministers Stef Blok (Buitenlandse Zaken) en Ank Bijleveld (Defensie) hebben aan de Tweede Kamer laten weten dat zij in reactie op de motie van SP besloten hebben om de overheidsregeling (ook wel ‘De Bekendmaking’ genoemd) wél te verlengen voor Indonesische weduwen maar niet toe te passen op de kinderen van geëxecuteerde Indonesiërs. De SP heeft de motie nog niet in stemming gebracht, maar kan dit elk moment doen.
De aanleiding voor de motie vormde de komst van twee Indonesische ‘kinderen’ naar Nederland in verband met hun rechtszaak tegen de Staat. Meneer Andi Monji Monjong (82) en mevrouw I. Talle (76) werden door Sadet Karabulut (SP) op 26 juni jl. in de Tweede Kamer ontvangen. Daarbij aanwezig waren Sjoerd Sjoerdsma (D’66) en Bram van Ojik (Groen Links.)
Op donderdag 27 juni vond een speciale zitting plaats in het gerechtshof in Den Haag. De vaders van Monji en I. Talle werden in 1947 standrechtelijk geëxecuteerd door het Korps Speciale Troepen. Voor de rechter getuigden ze over wat zij destijds gezien en gehoord hebben. Tijdens dezelfde zitting ging de Staat voor het eerst in hoger beroep tegen de veroordeling in een verkrachtings- en een martelingszaak. De uitspraak volgt op 1 oktober 2019.
Overheidsregeling ‘De Bekendmaking’
Buitenom de rechtbank is er voor Indonesische oorlogsslachtoffers sinds 2013 nóg een manier om hun recht te halen. De Staat riep destijds een speciale regeling in het leven om weduwen (en dus niet kinderen) de gelegenheid te bieden om zonder tussenkomst van de rechter een claim in te dienen. Bij toewijzing ontvangen zij een schadevergoeding. Kinderen van geëxecuteerden vaders, zoals Monji en I. Talle, vallen buiten de regeling en de ministers Blok en Bijleveld hebben nu laten weten dat dit zo blijft.
De regering geeft te kennen dat zij voor wat betreft de kinderen wil wachten op de uitspraak van de rechter op 1 oktober. K.U.K.B. Voorzitter Jeffry Pondaag: “Hiermee verschuilt de Staat zich achter de nog lopende rechtszaak terwijl ‘De Bekendmaking’ daar feitelijk los van staat, de rechtszaken en de regeling zijn als het ware twee aparte sporen die beiden naar gerechtigheid kunnen leiden.” De overheidsregeling werd destijds in het leven geroepen om de rechter te omzeilen. Toenmalig minister Timmermans zei hierover in een interview met Nieuwsuur (2013): “In deze kwestie moet dit principe vooropstaan: schadevergoeding en spijt betuigen. (…) Ik wil dat we als kabinet in één keer een regeling treffen, zodat we niet iedere keer weer voor een ingewikkelde discussie staan tussen nabestaanden en de staat.”
Pondaag: “Uit de praktijk blijkt dat deze welwillendheid geveinsd is. De meeste claims die via de overheidsregeling zijn ingediend, worden afgewezen. Moet ik dan nu blij zijn dat ze de regeling wél verlengen voor de weduwen maar de kinderen tegelijkertijd het recht ontzeggen? Of je nu je vader of je echtgenoot verliest, dat is toch allebei even erg! Bij het grote onderzoek naar 1945-1949 doet de Staat ook al net alsof zij verantwoordelijkheid nemen door 4,1 miljoen euro onderzoeksgeld uit te trekken. Ik zie geen welwillendheid, ik zie schijnheiligheid uit angst voor meer claims. Nederland wil graag het imago van rechtvaardig en democratisch land hooghouden, maar het is schone schijn.” Pondaag benadrukt dat als de overheid de Indonesische slachtoffers werkelijk tegemoet had willen komen ze ‘De Bekendmaking’ zonder meer hadden kunnen uitbreiden naar de kinderen toe.
Vriendelijke groet,
Jeffry M. Pondaag
Stichting Comité Nederlandse Ereschulden (yayasan K.U.K.B.)
Voor meer informatie neem contact op met: +31638613795, e-mail: jeffry@kukb.nl