Pleidooi van historicus Marjolein van Pagee, optredend als adviseur van stichting KUKB.
13 oktober 2022
Geachte raadsheren,
Ik sta hier niet alleen als historicus, maar ook als kleindochter van een Nederlandse man die tussen 1947 en 1949 als militair naar Indonesië werd gezonden. Dit gegeven vormde tien jaar geleden de aanleiding om mijn zoektocht naar de geschiedenis te starten. Vandaag treed ik op als onafhankelijk adviseur van Stichting K.U.K.B., de enige stichting in Nederland die opkomt voor de belangen van Indonesische slachtoffers.
In de zaak die vandaag op tafel ligt gaat het niet alleen om een term maar vooral om het idee erachter wat beledigend is. In het Indonesisch is ‘siap’ of ‘bersiap’ gewoon een woord als ieder ander. Het beledigende karakter zit hem dus in de betekenis die in de Nederlandse context er aan gegeven is. Nederlanders of zogenaamde Indische Nederlanders doelen hiermee op geweld van de gekoloniseerde naar hen toe. Omdat Nederlanders, en de groepen die collaboreerden, de uitvoerders waren van onrecht, is dat een ongelijke machtsverhouding. Simpel gezegd is de bersiap, in de Nederlandse betekenis van het woord, een klacht van de daders over dat de slachtoffers zich tegen hen keerden.
Overigens is het vrij bijzonder dat twee Indonesiërs vandaag gehoord worden. Hoewel Indonesië inmiddels meer dan 270 miljoen inwoners telt, zijn er in Nederland maar weinigen die zich als Indonesisch identificeren. Wél dominant aanwezig zijn groepen als de Indische en Molukse gemeenschap: mensen die verwant zijn aan de kolonisator of daarmee collaboreerden. Hierdoor wordt de stem van de onderdrukten in Nederland niet gehoord.
Ik wil allereerst benadrukken dat het de stichting spijt dat het zover moet komen dat wij hier nu staan. Als de beklaagden gehoor hadden gegeven aan de kritiek die in een persoonlijke ontmoeting was geuit dan had stichting K.U.K.B. niet naar de politie hoeven stappen.
Ik kan best begrijpen dat de Officier van Justitie (OvJ) in eerste instantie vond dat dit een discussie is die in de samenleving gevoerd moet worden. Idealiter is dat zo. Maar zoals ik al zei, is het probleem nu juist dat er in Nederland geen rekening wordt gehouden met Indonesiërs.
Een zwaarwegend punt is dat de heer Stevens, en dus ook Dibbits, vooraf geïnformeerd zijn over de problemen met de term. Waarom hebben zij daar niets mee gedaan?
In juni 2021 zijn Jeffry Pondaag en Dida Pattipilohy, samen met de hoogbejaarde Francisca Pattipilohy op gesprek geweest in het Rijksmuseum. Dit was nadat Pondaag kritiek had op de tentoonstelling over de slavernij, waarna Stevens hem uitnodigde. De plannen voor de tentoonstelling ‘Revolusi’ zijn toen uitvoerig aan bod gekomen. Klagers hebben hem uitgelegd wat er zo problematisch is aan het Nederlandse concept bersiap. Steeds weer benadrukten zij dat 350 jaar Nederlands kolonialisme aan 1945 voorafging en vervolgens dat een bloedige herbezettingsoorlog de manier was waarop Nederland reageerde op de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring.
In die zogenaamde ‘bersiap-periode’ was er dus al een onafhankelijke soevereine staat: de Republik Indonesia die Nederland tot op de dag van vandaag niet erkent. Juridisch gezien houdt Nederland vast aan de soevereiniteitsoverdracht van 1949. Maar ook al kent het Nederlandse wetboek deze bepaling, dat maakt het natuurlijk nog niet rechtsgeldig. Het is als het ware een eenzijdige claim. De Indonesische archipel is nooit rechtmatig ‘bezit’ van Nederland geweest. Als er in Nederland gesproken wordt over de jaren 1945 en 1946: hoe worden die zogenaamde ‘bersiap-daders’ dan gezien? Blijkbaar niet als Indonesiërs, mensen met de Indonesische nationaliteit maar als ‘onderdanen.’ Hoe dan ook was Nederland, volgens het internationaal recht, geen legitieme eigenaar van het land.
Het benoemen van de grotere context, dus die 350 jaar, kan natuurlijk niet als disclaimer fungeren om de term vervolgens te blijven gebruiken. De grotere context verklaart juist het beledigende karakter dat eraan kleeft. Sterker nog, de bersiap als periode bestaat niet, er is niet zoiets als een afgesloten tijdvak van eenzijdig geweld. In dezelfde periode dat Nederlanders beweren dat er bersiap was, werd een stad als Surabaya door onze geallieerde bondgenoten gebombardeerd, met duizenden burgerdoden tot gevolg. Kortom, ook al noemt het Rijksmuseum de lange voorgeschiedenis van 350 jaar, het doet niets af aan het beledigende van het concept. Iets is niet minder beledigend, zodra het in een bredere context geplaatst wordt: het hele idee zelf is koloniaal.
En ik verzeker u: het begrip bersiap bestaat niet in Indonesië. Het is ontstaan in naoorlogs Nederland, gebezigd door pro-koloniale groepen die het ten zeerste betreurden dat de koloniale macht gebroken was. Het vertegenwoordigt de verwarde gevoelens van mensen die onderdeel waren van een onderdrukkingssysteem, ook al zagen zij dat in de meeste gevallen niet zo en waren zij zelfs verbaast over gewelddadige reacties naar hen als groep.
De kern van mijn betoog is dat de bersiap een Nederlands concept is dat alleen daarom al niet neutraal is. Ik bestrijd dus de stelling van de OvJ dat de bersiap niet zonder meer negatieve conclusies bevat over Indonesiërs als groep.
Het argument dat historici deze term gebruiken om een periode aan te duiden, is niet sterk omdat hij het uitsluitend over Nederlandse historici heeft, opgeleid in een koloniale
samenleving, waarvan een groot deel de term zelfs heeft helpen verspreiden. De term is niet op meerdere manieren uitlegbaar. Het OM wil er graag meerdere betekenissen aan ophangen waarmee zij het inherent beledigende karakter wegzet als zomaar een mening.
De notie dat kolonialisme illegaal was en gebaseerd is op zware mensenrechtenschendingen zou het vertrekpunt moeten zijn om alle gebeurtenissen daaromtrent te duiden. Het is onmogelijk om te spreken van twee, gelijkwaardige partijen. Ik ben veel in Indonesië geweest en ik kan u zeggen: voor de miljoenen mensen daar zijn wij wat de Duitsers voor ons zijn: voormalige bezetters van hun land. Ik zeg dit omdat we het hier dus niet hebben over een mening van een individu die toevallig Pondaag heet of Pattipilohy.
Niettemin gaat dit verder dan Nederlandse perspectieven tegenover Indonesische. Het is niet zomaar een mening dat Nederland daar de bezetter was, en daarmee mensenrechten schond, dat is een feit. Een belangrijke VN-resolutie bestempelde kolonialisme als een fundamentele ontkenning van mensenrechten.
Met zo’n duidelijk internationaal juridisch kader, vormt het niet willen innemen van een standpunt, op zijn zachtst gezegd een vergoelijking, en op zijn hardst gezegd een ontkenning.
Tijdens het gesprek in 2021 liet Stevens zich ontvallen dat het Rijksmuseum met betrekking tot Nederlandse misdaden (ik citeer): ‘natuurlijk geen standpunt kan innemen,’ volgens hem vanwege de verbondenheid aan de Nederlandse overheid. Hij zei het als een soort excuus om geen goed-fout uitspraak te hoeven doen.
Daarom: is het daadwerkelijk ‘neutraal’ om geen uitspraak te doen over Nederlandse misdaden tegen Indonesiërs? Hoe klinkt het als een Duitse curator zou zeggen: ‘ik doe geen uitspraak over de Holocaust, ik kan niet ronduit zeggen dat het fout was.’
Vanuit het licht bezien dat kolonialisme ook juridisch volstrekt onaanvaardbaar is, is het dan neutraal om willens en wetens vast te houden aan het woord ‘bersiap’? Want dat is de reden dat we vandaag hier staan: het Rijksmuseum heeft de adviezen van Indonesiërs in de wind geslagen.
De ontmoeting van juni 2021 was niet de enige keer dat het team van het Rijksmuseum door Indonesiërs gewaarschuwd is. U weet ook dat gast-curator Bonnie Triyana in een opiniestuk heeft uitgelegd waarom de bersiap racistisch is. Zijn stuk deed veel stof opwaaien.
Typerend voor de ongelijke representatie van Indonesiërs in onze samenleving, deden juist nazaten van hen verwant aan de koloniserende partij aangifte tegen hem. Hoe reageerde het Rijksmuseum? Juist, Dibbits viel zijn gastcurator publiekelijk af en beweerde dat het gebruik van de bersiap absoluut geen racisme was.
De directeur en de curator namen dus wel degelijk stelling.
Wat K.U.K.B. deed besluiten om naar de politie te stappen is dat hun inbreng compleet genegeerd werd, in combinatie met de reactie van Dibbits op de aangifte van de Federatie Indische Nederlanders (FIN). De pijn zit hem hierin: Dibbits luisterde dus wel naar Indische Nederlanders met openlijk koloniale ideeën, maar niet naar Indonesiërs die racisme aankaarten.
Voor hen is dit de zoveelste belediging omdat het een omkering is van de waarheid. Een waarheid, hoe confronterend ook, die Nederlanders zou moeten aanspreken. Een ongemakkelijke waarheid die nu ook iets van u vraagt.
Waarheid en rechtvaardigheid liggen dicht bij elkaar. Iets is wel of niet gebeurd. Zeker als het om het schenden van mensenrechten gaat, ligt de waarheid niet altijd in het midden. Ik begrijp dat u als rechters zo neutraal mogelijk probeert te zijn maar u weet ook: rechtspreken gaat over kiezen. Wat u ook gaat beslissen straks, u neemt stelling. Wij vragen aan u om voor Nederlandse begrippen iets ongewoons te doen. Ook al is het zo dat kolonialisme in ons land doorgaans genormaliseerd wordt, het maakt het nog niet legaal.
De gebeurtenissen rondom de persconferentie van januari 2022 waren voor stichting K.U.K.B. de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Dit is de reden dat het niet zomaar in de samenleving opgelost kan worden door te praten, het Rijksmuseum weigert immers te luisteren, en het verklaart dat de kwestie nu op uw bord ligt.
Bovendien kan een juridische uitspraak het publieke debat ook vooruithelpen. Zoals de reeks succesvolle rechtszaken die K.U.K.B. voerde namens Indonesische nabestaanden, het debat over Nederlandse oorlogsmisdaden in stroomversnelling bracht. In feite lift de Revolusi-tentoonstelling mee op de aandacht voor een onderwerp dat door K.U.K.B. op de agenda is gezet. Hoe onrechtvaardig is het dan dat het Rijksmuseum de inbreng van juist deze stichting terzijde legt?
—
Persbericht: Hof Amsterdam wijst ‘Bersiap-zaak’ Rijksmuseum af
Pleidooi Dida Pattipilohy in ‘bersiap-zaak’ tegen Rijksmuseum