Author Country Media Name Year Topic Translator

Voorwoord Indonesische vertaling van ‘Banda’

Voorwoord van de Indonesische vertaling van Banda. De genocide van Jan Pieterszoon Coen

Januari 2024, Komunitas Bambu, tekst: Marjolein van Pagee

In Nederland is het tegenwoordig ‘hip’ om je bezig te houden met koloniale geschiedenis. Het is niet langer controversieel om te zeggen dat kolonialisme fout was.

Helaas betekent dit niet het einde van koloniaal denken en handelen. Integendeel, de bestudering van kolonialisme is een verdienmodel geworden in Nederland. Journalisten, historici, curatoren, kunstenaars en filmmakers lanceren het ene na het andere project om het Nederlandse kolonialisme onder de aandacht te brengen. Dit gebeurt nogal eens op een zelf-feliciterende manier, met de indirecte boodschap: ‘kijk eens hoe goed wij Nederlanders zijn door naar het verleden te kijken!’ Veel van deze makers ontvangen financiële support vanuit de Nederlandse overheid in de vorm van subsidies, wat al aangeeft hoe veilig en algemeen geaccepteerd hun visie is. Als je het slim aanpakt, en je je niet al te radicaal opstelt, is kolonialisme een onderwerp waarmee je carrière kunt maken.

In 2021, toen dit boek in het Nederlands uitkwam, was het exact 400 jaar geleden dat Jan Pieterszoon Coen naar Banda ging. Diverse tentoonstellingen, debatten, publicaties herdachten de vreselijke genocide, in 1621 gepleegd. Het Westfries Museum in Coen’s geboorteplaats Hoorn organiseerde de tentoonstelling ‘Pala – Nutmeg. Tales of Banda’. Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam toonde het fotoproject ‘I love Banda’ van de Nederlandse fotografe Isabelle Boon die de huidige bewoners van de Banda-eilanden in beeld had gebracht.

Citaat van de website van het Westfries Museum

Daarnaast verenigden Nederlandse academici zich onder de noemer ‘Banda Working Group’, waarin zij samenwerkten met geschiedenisexperts uit Indonesië, waaronder ook een aantal uit Banda. Via Zoom hielden ze een reeks online rondetafelgesprekken. De organisatie bestond uit: Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Pepijn Brandon, Merve Tosun, Matthias van Rossum, Joëlla van Donkersgoed en Beatrice Glow.

De Banda Working Group

Ook dit boek ging mee in de stroom van aandacht die de 400-jarige herdenking genereerde. Het was een van de eerste boeken die in dat herdenkingsjaar uitkwam. Toch is het door veel van mijn collega-historici genegeerd. Het boek verkocht relatief goed, maar nooit kreeg ik een uitnodiging om mijn inzichten te delen met de ‘Banda Working Group’. Het Scheepvaartmuseum wilde het boek niet in hun winkel verkopen. Waarom?

Mijn boek bevat een onwelkome boodschap. Mijn conclusie luidt dat er 400 jaar lang aan geschiedvervalsing is gedaan. En dat die geschiedvervalsing nog steeds in stand wordt gehouden door hedendaagse historici. Eeuwenlang is de indruk gewekt dat Coen nagenoeg alle Bandanezen had vermoord en dat slechts enkelen wisten te ontvluchten. Volgens dit narratief was de genocide dus ‘geslaagd’ en waren er nagenoeg geen Bandanezen meer over. Daarnaast wordt de indruk gewekt dat Banda voor de komst van de Nederlanders toch al verdeeld was, vanwege traditionele verschillen tussen de islamitische bondgenootschappen Uli-lima en Uli-siwa. De Bandanese samenleving zou egalitair zijn en geen hiërarchische structuur kennen. Wat meestal uitgelegd werd als primitief en onderontwikkeld.

Toen ik in 2020 aan het schrijven van dit boek begon, was dit ook mijn vertrekpunt. Net als veel historici voor mij dacht ik dat er in 1621 grofweg 14.000 van de 15.000 Bandanezen in opdracht van Coen waren vermoord. Ook dacht ik dat er tussen de Uli-lima en Uli-siwa een vete bestond die de eilandbewoners van oudsher verdeelde en die door de VOC alleen verergerd werd.

Ridhwan Ohorella, Lukas Eleuwarin en Marcel Matulessy

Echter, een heel bijzondere ontmoeting, een maand voor mijn deadline, zette alles op zijn kop. Drie in Nederland wonende nazaten Marcel Matulessy, Ridhwan Ohorella en Lukas Eleuwarin legden mij uit dat Nederlandse historici een belangrijk feit verzwegen. Zij kenden hun stamboom uit hun hoofd en vertelden me dat hun voorouders voorafgaand aan de genocide naar andere eilanden waren uitgeweken. Ze maakten de weloverwogen beslissing om weg te gaan voordat ook zij slachtoffer zouden worden van de Nederlandse vernietigingsdrang.

Ik was verbaasd, er was dus zoiets als een Bandanese diaspora! Ik leerde dat een deel van hun voorouders was vertrokken, onder leiding van een ‘raja’, een koning, om het voortbestaan van de Islam, de stamboom en geschiedenis veilig te stellen. Het was dus geen overhaaste vlucht maar een ‘Hijrah’. Dit bleek wel uit het feit dat zij de ‘Buka Tembaga’ (koperen boeken) bij zich hadden, waarin niet alleen 1621, maar ook de Bandanese geschiedenis van de eeuwen daarvóór staan beschreven. Een geschiedenis die niet in de 17e eeuw maar al in 622 begon. De kern van hun gemeenschap bevindt zich nog altijd op de Kei-Eilanden, een eilandengroep in oost-Indonesië. Waar naast de buku tembaga ook de erfstukken van de gemeenschap worden bewaard.

Marjolein van Pagee

Het aanhoren van de verhalen van Marcel, Ridhwan en Lukas maakte grote indruk op mij. Hun fysieke verschijning vormde het bewijs dat de genocidepoging van Nederland, van Jan Pieterszoon Coen, was mislukt. De drie stonden in nauw contact met de gemeenschap op Kei en andere delen van Maluku. De oorspronkelijke bewoners van de Banda-eilanden waren dus niet compleet uitgeroeid, een deel had het overleefd! Zij hadden hun eigen versie van de geschiedenis, die in een aantal opzichten fundamenteel verschilde van wat de koloniale geschiedenisboeken over de genocidepoging vertelden.

De uitwissing van de oorspronkelijke Wandan-gemeenschap vormt de rode draad in dit boek. Wandan is de originele naam van Banda. Ik wil laten zien dat deze structurele uitwissing ook in Indonesië sporen heeft nagelaten. Ik hoop dat er een besef ontstaat dat de kolonisator, naast het plegen van bruut geweld, ook de waarheid onrecht heeft aangedaan. Als Indonesische historici niet kritisch zijn op Nederlandse bronnen, lopen zij het risico koloniale leugens te helpen verspreiden.

Een voorbeeld van hoe de Nederlandse misleiding ook in Indonesië doorwerkt, is de film Banda The Dark Forgotten Trail (2017) van filmregisseur Jay Subyakto.

In deze documentaire wordt de geschiedenis van de eilanden vanaf de prekoloniale tijd tot en met het heden in beeld gebracht, maar zonder de Wandan-gemeenschap expliciet te noemen.[1] Subyakto liet zich onder andere door Nederlandse experts adviseren, waaronder de Moluks-Nederlandse historicus Wim Manuhutu.[2] Laatstgenoemde schreef in 2021 als reactie op een Facebook-post waarbij ik naar de film verwees:

“Het klopt dat de documentaire zich concentreert op Banda zelf en dat het verhaal van de verschillende Bandanese diaspora […] ontbreekt. De woede in 2017 had ook te maken met de gedachte dat zou zijn gezegd dat er geen oorspronkelijke Bandanezen meer zouden zijn. En dat is in de film niet gezegd.”

Het klonk alsof er niets aan de hand was. Eigenlijk zei hij hiermee dat de demonstranten, afkomstig uit de Wandan-diaspora, die in 2017 de straat opgingen en daarmee de vertoning van Banda The Dark Forgotten Trail in Ambon tegenhielden, zich druk maakten om niets. In feite zei hij ook dat wat ik met mijn boek aankaartte niet belangrijk was. Met die uitwissing en geschiedvervalsing viel het blijkbaar wel mee.

Ik meen echter dat het niet expliciet benoemen van de diaspora gemeenschap geen kleinigheid is. Het correspondeert met de Nederlandse geschiedschrijving waarin standaard de indruk wordt gewekt dat bijna niemand van de oorspronkelijke bewoners het overleefde. Met als gevolg dat niemand rekening houdt met hen als groep, alsof hun versie van de geschiedenis er niet toe doet. Nederlandse bronnen wekken daarnaast de indruk dat de oorspronkelijke Bandanezen toch al op voet van oorlog met elkaar stonden, vanwege onenigheid tussen Uli-lima en Uli-siwa. Dus alsof de komst van de Nederlanders niet zoveel verschil maakte, aangezien iedereen toch al ruzie had.

Nederlandse historici, kunstenaars en filmmakers – die zich net als ik met Banda bezighouden – benoemen tegenwoordig wel het bestaan van de Wandan-gemeenschap. Maar meestal terloops, alsof het bijzaak is, alsof het al die tijd algemeen bekend was. Zij spreken dus niet over ‘geschiedvervalsing’ en ‘uitwissing’. Dit verklaart wellicht dat mijn boek door hen vermeden wordt omdat zij dan ook zouden moeten toegeven dat zij daar zelf medeplichtig aan zijn.

Zoals ik schreef is kolonialisme in Nederland tegenwoordig een verdienmodel geworden. Voor velen gaat het niet om de waarheid, zeker niet als deze gevoelig ligt, maar om hun eigen carrière. Het is heel simpel: subsidiestromen komen in gevaar op het moment je je te radicaal opstelt.

Opvallend is dat westerse historici, filmmakers en erfgoedspecialisten meestal wel enthousiast reageren als zij horen over het bestaan van de Buku Tembaga. Over de uitwissing en geschiedvervalsing maken zij zich niet druk, maar als er iets te halen valt – een sterk verhaal waarmee ze indruk kunnen maken – dan kunnen ze niet wachten om naar Kei te gaan. Ook dit is koloniaal. Het zou moeten gaan om de waarheid en niet om het selectief exploiteren van erfgoed voor een boek, film of expositie in het land van de kolonisator.

Lees dit boek dus als een tegengeluid dat het gangbare verhaal in twijfel trekt. Ik ben niet tegen Nederlands-Indonesische samenwerkingsprojecten op zich, maar ik ben sceptisch als dit op basis van aloude koloniale leugens gebeurt. Daarom, als ik tegenwoordig iets lees over Banda en de genocide van Jan Pieterszoon Coen, dan sta ik niet meteen te juichen maar hanteer ik eerst de volgende ‘check-list’:

  • Wordt de Wandan-gemeenschap genoemd?
  • Zo ja, wordt de eeuwenlange geschiedvervalsing en uitwissing genoemd?
  • Wordt hun vertrek vanuit Banda omschreven als migratie (Hijrah) of als een vlucht?
  • Wordt er geluisterd naar wat de diaspora gemeenschap zélf te vertellen heeft over hun geschiedenis?
  • Wordt het bestaan van koningen erkend?
  • Wordt de tweedeling de Uli-lima (vijfbond) en Uli-siwa (negenbond) gepresenteerd alsof het de eilanden intern verdeelde?

Laat ik dit toepassen op een recente publicatie. De Nederlandse historicus Joëlla van Donkersgoed, een van de organisatoren van de Banda Working Group, publiceerde in oktober 2023, in het Indonesisch wetenschappelijk tijdschrift Wacana het artikel: ‘Shifting the historical narrative of the Banda Islands; From colonial violence to local resilience’. Ze noemt de gemeenschap op Kei welgeteld één keer. Ze baseert haar bevindingen vooral op gesprekken met de huidige inwoners van Banda. Ze spreekt over Bandanese volkeren (in meervoud) omdat er verschillende gemeenschappen zijn die zichzelf als ‘Bandanees’ beschouwen. Hiermee gooit ze de oorspronkelijke Bandanezen op een hoop met hen die na de genocide-poging op de eilanden terechtkwamen. Terwijl zij een heel andere oorsprong en geschiedenis hebben. Bovendien heeft ze het over een ‘vlucht’ en niet over migratie of ‘Hijrah’, zoals de Wandan-gemeenschap het zelf noemt. Uiteraard heeft Van Donkersgoed het al helemaal niet over de eeuwenlange uitwissing en geschiedvervalsing en doet zij geen poging om dit recht te zetten. Weinig verassend is dat mijn boek in haar literatuurlijst niet voorkomt.

Naast de gesprekken met inwoners van Banda Neira, baseert Van Donkersgoed haar bevindingen ook op de Hikayat Lonthoir, geschreven in 1922 door ene Neirabatij, die op dat moment dorpshoofd was van Lontor. Op 3 juli 2021 werd dit verloren gewaande manuscript door het Scheepvaartmuseum in Amsterdam publiekelijk gepresenteerd. Dorpshoofd Neirabatij schreef zijn Hikayat met een Europees lezerspubliek in gedachten. Hij behandelde met name de geschiedenis van voor 1621 en benadrukte de komst van de Islam als belangrijke factor. Echter, ook in dit verhaal wordt de Hijrah, het wegtrekken uit Banda, niet benoemd. Op dit punt weerspreekt de Hikayat Lonthoir de koloniale geschiedschrijving niet. Neirabatij voegde er slechts iets aan toe. Het ligt voor de hand dat het Scheepvaartsmuseum het manuscript niet zo enthousiast omarmd had als het meer het karakter had gehad van een aanklacht tegen Nederland.

Van Donkersgoed waarschuwt haar lezers voor eurocentrische koloniale bronnen en roept op tot herwaardering van lokale, orale bronnen. Volgens haar moeten we de Bandanezen niet alleen als slachtoffers zien maar ook als veerkrachtige verzetshelden met ‘agency’. Met andere woorden: hoe allesbepalend de genocidepoging van 1621 ook was, ze zijn meer dan de genocide alleen en kunnen voor zichzelf spreken.

Ik zou echter nog een stap verder willen gaan. Koloniale bronnen bevatten leugens. Er is geen sprake van een doorbraak als we die leugens laten voortbestaan. Bovendien draagt het op een hoop gooien van de ‘Banda asli’ met hen die nu de eilanden bevolken niet bij aan meer waarheidsvinding. De ‘nieuwe’ Bandanezen hebben nu eenmaal een andere geschiedenis dan hen die daar noodgedwongen zijn vertrokken. Alvorens we kunnen spreken van een daadwerkelijk dekoloniale geschiedschrijving zal de uitwissing van de oorspronkelijke Wandan-gemeenschap eerst helder en duidelijk benoemd moeten worden. Juist als dit in Nederland gevoelig ligt en men liever aan de eeuwenlange geschiedvervalsing voorbijgaat. Het benoemen hiervan reduceert de Banda asli niet uitsluitend tot zielige slachtoffers van Nederlands geweld die geen ‘agency’ zouden hebben. Integendeel, hun bestaan getuigt van een sterk geloof en overlevingskracht die de kolonisator niet kapot heeft kunnen krijgen.

[1] Het film-team heeft hiervoor excuses aangeboden aan de Wandan-gemeenschap en is met hen in gesprek gegaan. Zie: Jimmy Ayal, ‘Pembuat film Banda The Dark Forgotten Trail berdialog dengan warga Banda Ely’, Antara News, (15 Augustus 2017) https://www.antaranews.com/berita/646901/pembuat-film-banda-the-dark-forgotten-trail-berdialog-dengan-warga-banda-ely
[2] Wim Manuhutu is geboren en getogen in Nederland maar heeft zijn roots in Indonesië liggen. Zijn vader identificeert als Moluks en zijn moeder als ‘Indisch’, een koloniale identiteit. Manuhutu was jarenlang directeur van het Moluks historisch museum in Den Haag. De zogeheten ‘Molukse gemeenschap’ in Nederland bestaat voor het merendeel uit nazaten van Molukse KNIL-militairen die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog aan Nederlandse kant vochten.

Zie ook: