‘Zo antikoloniaal zijn de nieuwe Amsterdamse straatnamen niet’
One World, 9 augustus 2019, door: Marjolein van Pagee
Amsterdam krijgt 27 nieuwe straatnamen, vernoemd naar ‘strijders tegen kolonialisme en slavernij’. Maar de Indonesische selectie komt vooral Nederland goed uit en niet-witte stemmen zijn genegeerd, schrijft historicus Marjolein van Pagee. “Wit, links Nederland toont met deze halfslachtige pogingen juist haar koloniale gezicht.”
Trots kondigde de gemeente Amsterdam vorige week aan dat 27 straten in een nieuwe wijk op IJburg vernoemd zullen worden naar mannen en vrouwen die tegen de koloniale overheersing vochten. Tweederde van deze straten zal vernoemd worden naar mensen die in Suriname en op de Antillen tegen de Nederlandse kolonisator vochten, eenderde naar personen uit Indonesië, in de koloniale tijd ‘Nederlands-Indië’ genoemd. Achter de tien gekozen Indonesische namen gaat bij nadere inspectie een koloniale mindset schuil, die een gebrek aan representatie en machtsstructuren in stand houdt.
Het eerste wat opvalt: de selectie Indonesische namen staat bij lange na niet in verhouding tot de werkelijke omvang van deze voormalige kolonie. Nederlands-Indië was het grootste gebied ooit langdurig gekoloniseerd door Nederland, een gebied ook waar de grootste winsten zijn gemaakt. Dat de meerderheid van de straten Surinaamse en Antilliaanse namen dragen wekt de onterechte indruk dat dít de belangrijkste kolonies van Nederland geweest waren, terwijl het veeleer een kwestie is van gebrek aan Indonesische representatie.
Waarom is Sukarno overgeslagen?
Dat gebrek aan representatie wordt zichtbaar in de constatering dat de Indonesische founding fatherSukarno, de eerste president van de Republiek Indonesië, niet geëerd wordt met een straatnaam. Hoe kan het dat de meest antikoloniale en anti-imperialistische president van Indonesië is overgeslagen?
De namenselectie blijkt gebaseerd op een advies van het Koninklijke Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), dat in totaal 22 Indonesische namen voordroeg. De directeur van het KITLV, Gert Oostindie, gaf daarbij zijn tien persoonlijke voorkeuren mee. Op zijn advies is Sukarno overgeslagen, zo is te zien in de uiteindelijke selectie van de gemeente.
Op een paar namen na heeft de gemeentelijk Commissie Naamgeving Openbare Ruimte (CNOR) voor de selectie Indonesische namen het advies van Oostindie gevolgd. Zeven namen uit zijn ‘top tien’ zijn overgenomen, drie zijn afgevallen – Sjahrir, Hatta en Poetiray – en twee namen die niet door Oostindie waren gemarkeerd zijn alsnog gekozen (Pattimura en Diponegoro).
Bij een blik op de longlist van het KITLV springt ook direct de Nederlandse, koloniale spelling in het oog. Is het de experts ontgaan dat Indonesië na de onafhankelijkheid ‘oe’ heeft vervangen voor ‘u’, en ‘tj’ door ‘c’? Het verschilt soms per persoon of de oude of nieuwe spelling wordt gehanteerd, maar bijvoorbeeld Sukarno heeft aangegeven dat hij voorkeur gaf aan de ‘u’ in zijn naam. De keuze voor een ‘oe’ suggereert een vasthouden aan de koloniale tijd en een eurocentrische blik van het initiatief.
Nog altijd koloniale blik op de geschiedenis
Het KITLV-advies is bij nadere bestudering sowieso illustratief voor onze problematische omgang met het koloniale verleden. Zo verkiest de Leidse historicus Oostindie in zijn persoonlijke selectie de eerste Indonesische vicepresident Mohammad Hatta boven president Sukarno (uiteindelijk hebben beide namen de selectie niet gehaald). Vanuit historisch perspectief is dat veelbetekenend. In tegenstelling tot de Nederlandse criminalisering van Sukarno werd Hatta doorgaans geprezen om zijn gematigde houding en zijn bereidheid te onderhandelen met Nederland.
Sterker nog, in december 1949, vlak na de beëdiging van Hatta als premier van de Verenigde Staten van Indonesië, zette hij zijn handtekening onder de soevereiniteitsoverdracht. Deze overeenkomst dwong Indonesië, in ruil voor onafhankelijkheid, de staatsschuld van de kolonie ter waarde van 4,5 miljard gulden over te nemen. Dankzij Hatta ontving Nederland tot aan 1956 bijna 4 miljard gulden van Indonesië, geld waarmee onder meer de naoorlogse wederopbouw bekostigd werd.
Hetzelfde geldt voor de Indonesische politicus Sutan Sjahrir, door het KITLV voorgedragen voor de selectie. Onder zijn naam is te lezen: ‘Hij was voor Nederland een aanvaardbare gesprekspartner, toen hij onderhandelde over het Akkoord van Linggadjati (1946).’ Een omstreden politiek figuur die wél geëerd zal worden met een straatnaam is de communistische Tan Malakka, maar ook dit is een veilige keuze. Hoewel het in Indonesië anders ligt, is hij in de Nederlandse context nauwelijks controversieel. Hier wordt de strijd en onderdrukking van Indonesische communistische groeperingen namelijk neergezet als interne strijd, van Indonesiërs tegen Indonesiërs, waar Nederland buiten stond.
De beroemde antikoloniale schrijver Pramoedya Ananta Toer heeft de definitieve selectie niet gehaald
In de begeleidende tekst van het KITLV-document verontschuldigt Oostindie zich over de ongelijke genderverhouding van zijn advies, maar als hij de Indonesische geschiedenis kende, zou hij weten dat het antikoloniale verzet tal van vrouwelijke strijders heeft voortgebracht, zoals de Acehse verzetsstrijder Cut Nyak Dhien, die op de lijst überhaupt niet voorkomt.
Activisten van kleur spreken zich al jaren uit
Even opvallend is dat de meest antikoloniale schrijver van Indonesië, Pramoedya Ananta Toer, de definitieve selectie niet gehaald heeft. Het negeren van de écht antikoloniale figuren uit de Indonesische geschiedenis is precies waar het wringt in de witte Nederlandse pogingen om ‘iets’ te doen met de enorme koloniale schuld die dit land met zich meetorst.
Waar rechts vooral in de verdediging schiet, heerst op links het idee dat er iets gedaan moet worden met mensenrechtenschendingen uit het koloniale verleden. En niet alleen in Amsterdam. Hetzelfde KITLV waar Oostindie leiding aan geeft, ontving in Rotterdam 248.000 euro onderzoeksgeld om het slavernijverleden van de stad onder de loep te nemen. Tegelijkertijd is Oostindie een van de projectleiders van het landelijke onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950, dat de belastingbetaler 4,1 miljoen euro kost.
Dit soort onderzoeken waren er nooit geweest als activisten van kleur de onderwerpen niet al lang hadden geagendeerd
De kritiek die dit laatste project meteen al bij de start ontving, is al die tijd genegeerd en de niet-witte critici van dit onderzoek worden regelmatig gecriminaliseerd. Het wrangste is dat dit soort kostbare onderzoeken er nooit geweest zouden zijn als activisten van kleur de onderwerpen niet al decennialang hadden geagendeerd. Nu mogen zij toekijken hoe de witte elite de onderzoeken uitvoert en het geld opstrijkt.
(G)een echt antikoloniaal gebaar
Wat deze overwegend witte, ‘linkse’ pogingen gemeen hebben, is dat ze halfslachtig zijn en daardoor geschiedvervalsing in de hand werken. Want Sukarno overslaan is in feite een voortzetting van de Nederlandse propaganda die hem afschildert als extremist, chantabele womanizer, of fascist die collaboreerde met de Japanners.
Als burgemeester Femke Halsema werkelijk een antikoloniaal gebaar wilde maken, waarom vraagt ze dan juist een witte man als Oostindie om advies? Het Parool meldt dat het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) afgelopen mei een panelgesprek organiseerde met vertegenwoordigers van een aantal grassroot-organisaties die blijkbaar instemden met de lijst. Daar kan nooit een Indonesische vertegenwoordiger bij betrokken zijn geweest; die zou nooit instemmen met het overslaan van Sukarno.
Had bijvoorbeeld de in Nederland wonende Indonesiër Jeffry Pondaag benaderd, voorzitter van stichting K.U.K.B., die als enige in ons land Indonesische oorlogsslachtoffers vertegenwoordigt en al jaren succesvol procedeert tegen de Nederlandse staat. Of Michael van Zeijl en Christa Soeters (beiden Indische diaspora), die vanuit actiecomité de Grauwe Eeuw de discussie over straatnamen op de kaart hebben gezet. Begin 2018 schreven zij een brief aan de gemeente Amsterdam met het verzoek de Coentunnel een andere naam te geven – tot op heden onbeantwoord. Of de in Amsterdam wonende Indonesische journalist Joss Wibisono, die eerder al de vraag opwierp waarom Nederland geen Sukarno-straat heeft.
Door Sukarno niet met een straatnaam te eren toont ‘wit’, links Nederland haar koloniale gezicht, dat machtsstructuren in stand houdt. Misschien kan de gemeente deze historische blunder rechtzetten door de wijk als geheel een nieuwe naam te geven. De ‘Sukarno-wijk’ lijkt mij een passend statement.
—