De racistische sinjo’s van Nederlands-Indië
Tirto, 09 december 2016, door: Petrik Matanasi
- De Nederlandse Indo’s vormden organisaties met racistische uitgangspunten gericht tegen de lokale [Indonesische] bevolking
- Het klasse- en segregatie beleid van de koloniale regering was gebaseerd op etniciteit.
De koloniale regering van Nederlands-Indië liet aan Indonesië een raciaal-gesegregeerde maatschappij na, zoals er nog steeds Maleise, Chinese en Arabisch kampongs zijn.
Als zelfs het ‘land van de vrijheid’ (Amerika) een racistische organisatie kent als de Ku Klux Klan (KKK) dan zou het niet moeten verbazen dat ook de Nederlands-Indische kolonie racistische groeperingen kende zoals het ‘Indo Europees Verbond’ (IEV) en de ‘Nationaal Socialistische Beweging’ (NSB). Desalniettemin hadden ze niet als doel om de lokale Indonesische bevolking, die men ‘inlanders’ noemde, uit te roeien maar zij verachten hen wel. ‘Inlander’ was een denigrerende term voor lokale mensen, vergelijkbaar met ‘lomperik’ of ‘stommerik’. In ieder geval werden zij gezien als het laagste van het laagste.
De Indo-Europese bevolkingsgroep ontstond toen Nederlandse mannen met lokale Indonesische vrouwen (njai’s genoemd) kinderen verwekten. Er waren namelijk te weinig Nederlandse vrouwen in de kolonie. De kinderen die uit deze relaties geboren werden vormen de Indo’s, waarvan de jongens aangeduid werden als ‘sinjo’ genoemd en de meisjes als ‘noni’.
Ondanks het feit dat hun biologische vaders van Nederlandse komaf waren, was hun sociale status in de kolonie toch lager dan volbloed Europeanen. Tegelijkertijd genoten zij een hogere positie dan de lokale bevolking, vandaar dat zij niet graag met hen geassocieerd wilden worden. Dat verklaart hoe het kan dat Indo’s zich begonnen te organiseren in verenigingen die zich discriminerend opstelden ten opzichte van de inheemse bevolking. De Indo’s bepleitten een gelijkwaardige status met de intentie om te mogen heersen over de Indische kolonie net zoals de volbloed Nederlanders dat deden. Kort gezegd wilden zij eigenlijk zelf heer en meester zijn over Nederlands-Indië.
Het was 13 juli 1919 toen Karel Zaalberg de IEV oprichtte. In beginsel ageerden ze tegen het racisme van de ‘totok’ (volbloed) Nederlanders en eisten daarnaast betere levenstandaarden. Maar tegelijkertijd waren ze ook zelf racistisch tegen de lokale bevolking. Uiteraard keken niet alle Indo’s neer op de Indonesische bevolking. Een voorbeeld daarvan is Eugene Francois Douwes Dekker die in 1913 samen met Tjipto Mangunkusumo en Ki Hadjar Dewantara de ‘Indische Partij’ had opgericht. Deze politieke partij wilde alle etnische groepen in Nederlands-Indië samenbrengen.
Helaas deelden niet alle Indo’s het idee van Douwes Dekker. Vanwege economische belangen genoot de IEV een grotere populariteit. “Ze willen de privileges van vaderskant, zoals een eigen constitutie, economische rol en andere raciale privileges… terwijl ze aan de andere kant ook nog bepaalde privileges van moederskant willen behouden, zoals het recht om land te bezitten” vatte Husni Thamrin het samen die overigens zelf ook een Indo was. Volgens Thamrin waren veel Indo’s verwend, ze klaagden dat hun voortbestaan bedreigd werd door de inlandse bevolking terwijl de realiteit was dat de Indo’s over het algemeen kantoorbanen hadden en zeker geen koelies waren.
Onder druk van de prominente Indo Dick de Hoog werd vervolgens de commissie ‘Spit’ geïnstalleerd met als doel om een wetsvoorstel er doorheen te krijgen die met name Indo’s zou bevoorrechten. Deze commissie was actief tussen 1931 en 1936.
In de tussentijd sloten een aantal Indo-Europeanen zich ook aan bij de NSB, een sociaal-nationalistische groep verwant aan de Nazi’s in Duitsland. De NSB was in 1931 in Utrecht opgericht. Opvallend is dat de NSB in 1937 in Nederlands-Indië het enorme bedrag van 55.000 gulden inzamelde en volgens het boek ‘Kolaborator Nazi’ (2008) telde de NSB in Nederlands-Indië in totaal 2.000 leden waarvan 70 procent Indo’s.
Helaas voor deze Indo’s maakte de Duitse Führer bekend dat alleen volbloed Ariërs lid konden zijn van Nazi-groeperingen. Vandaar dat de Indo-Europeanen in 1936 werden buitengesloten van de NSB. Niet lang daarna werd de NSB door de Nederlands-Indische regering als een gevaarlijke organisatie aangemerkt.
Toch blijkt de racistische instelling van Nederlanders en Indo’s niet alleen uit het bestaan van een organisatie als de NSB. De Nederlands koloniale regering had namelijk een eigen manier om burgers op basis van ras te classificeren. Waarbij Europeanen eerste-rangburgers waren en Chinezen en Arabieren tweedeklas-burgers terwijl de inheemse bevolking tot de laagste klas gerekend werd. Los van deze sociale klassen leefden mensen eveneens op basis van ras in kampongs, stadswijken. Vandaar dat er Maleise, Arabische en Chinese wijken werden gevormd.
Dit was vergelijkbaar met het systeem dat Europeanen hadden opgezet in Zuid-Afrika waarbij ook Nederlandse nakomelingen betrokken waren. In dit land werd de ‘apartheid’ in 1930 geïntroduceerd en zou pas in 1990 eindigen. De zwarte Zuid-Afrikanen leden in hun eigen vaderland. Nelson Mandela die zich daartegen verzette bracht 2 decennia van zijn leven door in de gevangenis.
Koloniaal racisme in Nederlands-Indië was ook zichtbaar in het verbod voor lokale mensen om exclusieve sociëteiten en zwembaden te mogen betreden waar een bordje hing met: “verboden voor honden en inlanders.” Een andere vorm van racisme bestond daarnaast in het leger. Het salaris voor militairen van lagere rangen was bijna de helft minder voor lokale soldaten dan voor soldaten met Europese achtergrond. Maar ook buiten het leger was het salaris van lokale werknemers altijd lager dan dat van Nederlanders met een vergelijkbare rang en positie. In het dagelijks leven waren de witte mensen dus superieur.
Op een dag in 1935 sprak het hoofd van de IEV Bandung, dhr. Dessauvagie, de gemeenteraad toe. In zijn lezing viel hij de lokale bevolking aan die hij reduceerde tot inlanders en meende dat zij hetzelfde waren als “30 miljoen buffels.” Het hoofd van de Parindra, dhr. Roosseno was een van zijn toehoorders en reageerde verontwaardigd. Niet lang daarna werd Roosseno, die veel voor Indonesië betekend heeft als ingenieur, naar Kediri overgeplaatst.
Het is duidelijk dat het geen goede tijd was voor de inheemse bevolking van Indonesië. Niet alleen Roosseno werd slachtoffer maar bijvoorbeeld ook de componist van het Indonesische volkslied, Wage Rudolf Supratman, kreeg met racisme te maken toen hij bespot werd als ‘smerige inlander’.
De arrogantie van de Indo’s tijdens de koloniale tijd werd een kruitvat dat zou exploderen na de onafhankelijkheidsproclamatie in 1945. Velen van hen werden slachtoffer van de wraaklust onder Republikeinse jongeren die gewelddadig, boos en eveneens racistisch waren tijdens de onafhankelijkheidsoorlog die duurde van 1945 tot 1949. Hans Meijer schreef in zijn boek ‘In Indië Geworteld: De Twintigste Eeuw’ (2004) dat ongeveer 200,000 Indo’s slachtoffer werden van de wraaklust van losgeslagen Republikeinse jongeren.
[Dit artikel werd oorspronkelijk in het Indonesisch gepubliceerd en is in het Engels vertaald door Bagus Widyanto. Stuur ons een e-mail als u denkt de vertaling te kunnen verbeteren: info@historibersama.com]