Excuses voor Indië, waarom dan geen onderzoek?
Juist Nederland, als voorvechter van mensenrechten, moet eigen oorlogsmisdaden onderzoeken, betoogt Gert Oostindie.
NRC Handelsblad 23 juni 2015, Door: Gert Oostindie
De bloedige strijd om Nederlands-Indië maakt nauwelijks deel uit van ons collectieve geheugen, stelde journalist Anne-Lot Hoek zaterdag in NRC’s opiniebijlage. Historische instituties zouden de episode onvoldoende kritisch hebben belicht.
Dát Nederlandse militairen zich schuldig maakten aan oorlogsmisdaden werd inderdaad lang verdonkeremaand, maar is inmiddels erkend, ook door de Nederlandse overheid. Er zijn excuses en ‘schadevergoedingen’ aangeboden – afgedwongen in rechtszaken weliswaar, maar toch.
En ja, Nederlandse historische instellingen liepen niet voorop in het onderzoek – dat waren vooral veteranen, journalisten, juristen. Maar dat neemt niet weg dat ook historici, anders dan Hoek suggereert, de afgelopen decennia veel over deze oorlog publiceerden – ook over „excessief geweld”. (Ver)oordelen achteraf is daarbij niet de essentie. Het gaat om preciezere vragen: hoe vaak maakten welke onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht zich schuldig aan oorlogsmisdaden, in welke context en werd dat van hogerhand aangemoedigd, gedoogd en/of achteraf verhuld?
Onderzoek ondergraaft mogelijk de stichtingsmythe van de Republiek Indonesië
Om die bredere vragen te beantwoorden is onbevooroordeeld onderzoek nodig. Dat was ook het motief voor het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het NIOD en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) om drie jaar geleden hiervoor te pleiten. Hoek vindt dat laat, maar belangrijker is de vraag waarom, ondanks brede steun, de regering financiering blijft afwijzen. Om het nationale blazoen zuiver te houden? Twijfelachtig, er zijn immers al excuses uitgesproken. Veteranenprotesten? Nee, want hun organisaties hopen juist op een genuanceerder beeld. Het klinkt misschien gek, maar juist Jakarta geeft telkens aan dat we vooruit moeten kijken. Lijkt grootmoedig, maar dat is het niet: er werd niet alleen een dekolonisatieoorlog uitgevochten, er was tevens een revolutie gaande waarin allerlei Indonesische groeperingen elkaar met grof geweld bestreden. Onderzoek kan de stichtingsmythe van de Republiek Indonesië – ‘eensgezind heroïsch volk dat gezamenlijk de kolonisator het land uitschopt’ – ondergraven. Treurig dat onze regering zich achter Jakarta blijft verschuilen in het uitblijven van steun aan breed onderzoek naar óns militair optreden. Zo bepaalt Indonesië onze nationale onderzoeksagenda.
Onderzoek is nodig, maar dat zal niet genoeg zijn. Het gaat ook om verwerking, debat, erkenning. Eén stap daartoe heeft de regering al gezet: de impliciete erkenning dat de verantwoordelijkheid primair lag bij de politieke en militaire top, niet bij de militairen. Het is wachten op de de tweede stap, die opdracht voor een breed onderzoek. Of dat, zoals Hoek hoopt, leidt tot een „objectief, overkoepelend en gezamenlijk narratief” is niet evident. Maar Nederland zou er, als voorvechter van mensenrechten en bestraffing van oorlogsmisdaden, wel mee aan legitimiteit winnen. Dat is niet zomaar iets: de splinter in andermans oog, de balk in het eigen…
Gert Oostindie is directeur Kon. Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en hoogleraar Geschiedenis in Leiden.
—