Winternachten, 18 januari 2020, © Alfred Birney, Brief aan Tjalie Robinson, geboren als Jan Johannes Theodorus Boon te Nijmegen en ook wel bekend onder het pseudoniem Vincent Mahieu.
—
Hey Tjalie, waer bestu bleven, me long to you, gheselle mijn. [Hey Tjalie, waar ben je gebleven? Ik verlang naar jou, mijn vriend, naar Egidius lied]
Zeg, ze herinneren zich jou hier het liefst als Tjalie want dat bekt zo lekker. Maar lezen doen ze je niet, Tjalie. Jouw Petjoh, ooit genoemd ‘krom Hollands’, is lastig leesbaar zonder voetnoten, maar onder je tweede pseudoniem van Vincent Mahieu zijn geen voetnoten nodig wanneer je net zo gemakkelijk een episode uit de Indonesische revolutie beschrijft als de zotte relatie tussen een Europese planter en een witte papegaai. Ik schrijf je deze brief op verzoek van een club Belanda’s, zoals jij ze vaak noemde, of Batavieren, zoals ik ze onderhand maar ga noemen want ik krijg dat woordje autochtoon de strot niet meer uit.
Hey, de Batavieren zijn thans bezig het koloniale verleden opnieuw uit te vinden, en laat dat nou synchroon lopen met de groeiende aversie jegens de multiculturele soep die maar niet aan het pruttelen is te krijgen alhier, je weet wel, die modderpoel, waar jij per ongeluk werd geboren, Tjalie. Treur niet, jij hebt me nooit gekend maar ik kan je met zekerheid schrijven dat ook ik hier ben geboren, al moet ik dat mijn hele leven toelichten aangezien ik niet de trekken van een Batavier heb.
Zeg, ik weet niet of jouw vriendin Hella bij je in de buurt zit, maar als je haar ziet zeg haar dan dat zij niet langer blank mag worden genoemd maar wit. Er is nogal wat geraas en gebral over wit versus zwart en omgekeerd, dat men een ‘debat’ pleegt te noemen. Nou Tjalie, ze slaan elkaar nog net de hersens niet in en ik weet als indo nog altijd de dans te ontspringen, al blijf ik natuurlijk een dubieus figuur, net als jij: niet wit, niet zwart.
Weet je dat een der meest bejubelde historici een Batavier is die ons Indiërs noemt? Ik zou warempel bijna een tulband gaan dragen! Toch beginnen de Batavieren onderhand te geloven dat ze zoiets als een oorlog hebben gevoerd in de Oost, maar… een duik nemen in wat de Indonesiërs allemaal hebben opgetekend over hun vrijheidsstrijd, nah… zoals gezegd vinden ze hier liever het wiel weer uit. Dus gaan ze met de bedelnap rond in naam van rijksinstituten bij de regering en zeuren die sukkels zo lang aan hun kop dat ze miljoenen krijgen om op onderzoek uit te gaan in Indonesië naar hun dramatisch slot van vier eeuwen kolonialisme.
Er leeft daar nog anderhalve getuige en die willen ze, zonder de taal te beheersen, vragen stellen als:
‘Meneer, is het echt zo dat roodverbrande Belanda’s hier met kanonnen en geweren tekeer zijn gegaan? O ja? En u? Heeft u teruggeschoten misschien? O ja? Ja kijk, als u nou niet terug had geschoten, dan was het natuurlijk nooit op gevechten uitgelopen, dat begrijpt u? U weet toch wel, in die goede ouwe tijd, dat als een Belanda een kogel in je lijf pompte, dat je dan niet hetzelfde terug moest doen? Zo lagen de verhoudingen en wij, voortreffelijk onderlegde wetenschappers, zien graag alles in het licht van die tijd, begrijpt u wel?’
Hey Tjalie, ik zie jou al naar je tjies grijpen daar op de eeuwige jachtvelden! Maar geen haast met je volgende reïncarnatie! Wacht op me, dan gaan we eerst wat lol trappen daarboven. Om jou de lust te ontnemen naar het aardse terug te keren, schrijf ik je dat de Batavieren nog altijd weigeren kennis te nemen van jouw vlijmscherpe bespreking Nogmaals Oeroeg uit maandblad Oriëntatie, anno 1948. En dat een vooraanstaande hoogleraar en recensente zestig jaar later doodleuk schrijft dat om Oeroeg te begrijpen het niet nodig is de context te kennen, het Nederlandse koloniale verleden en de Indonesische revolutie. Die haalt waarschijnlijk haar nasi rames bij de snackbar om de hoek. Kijk, jij mag wel humoristisch schrijven, maar ernst is voorbehouden aan de nieuwe wetenschappers met hun rijkssubsidies.
Nou Tjalie, nu bidt vor mi ic moet noch sneven, ende in de weerelt liden pijn, verware mijn stede di beneven, ic moet noch zinghen een liedekijn. [Ik moet nog heengaan. En lijden in deze wereld. Bewaar mijn plaats naast jou. Ik moet mijn lied nog zingen.]
© Alfred Birney
—