Author Country Media Name Year Topic , , Translator

‘Het volk verdient excuses van Nederland’ – De Kanttekening

75 jaar Indonesische vrijheid: ‘Het volk verdient excuses van Nederland’

De Kanttekening, 17 augustus 2020, door: Fitria Jelyta

Fitria Jelyta

Wat betekent 75 jaar onafhankelijkheid voor Indonesië? En waarom erkent Nederland 17 augustus 1945 juridisch niet als de officiële dag waarop Indonesië onafhankelijk werd? 

Vandaag viert de republiek Indonesië haar 75-jarige bestaan als onafhankelijke staat. Voor Nederland is de voormalige kolonie echter niet 75 jaar, maar 71 jaar onafhankelijk. De Nederlandse regering aanvaardde de onafhankelijkheid van Indonesië pas in 1949, na de zogeheten ‘politionele acties’.

‘Ik ben eindelijk een volwaardig mens. Dat ging er door mij heen op het moment dat de onafhankelijkheid in Indonesië op 17 augustus 1945 werd uitgeroepen’, vertelt de Indonesisch Nederlandse Francisca Pattipilohy. Zij was negentien toen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid uitriepen.

Bezoek Tweede Kamer, juni 2019. Van links naar rechts: Yvonne Rieger-Rompas (onderzoeker stichting K.U.K.B.), Meneer Andi Monji, Jeffry Pondaag (voorzitter stichting K.U.K.B.) en mevrouw I Talle

‘In Nederlands-Indië werden wij ‘inlanders’, zoals de Nederlandse bezetters ons noemden, niet beschouwd als volwaardige mensen. Ik had wel Europees onderwijs genoten en sprak Nederlands, maar in de tram moest ik in een aparte wagon zitten samen met andere inlanders’, aldus de inmiddels 94-jarige Pattipilohy. ‘En zwemmen in het zwembad? Dat mochten wij niet, want het zwembad was alleen bedoeld voor de witte Nederlanders. Zo erg was het racisme in de voormalige kolonie.’

Haar Molukse vader werkte ten tijde van de koloniale bezetting als zelfstandig architect voor verschillende Nederlandse ondernemingen. ‘Er waren ook Nederlandse architecten, maar door de taalbarrière konden ze niet communiceren met de Indonesische arbeiders, die al het zware werk moest verrichten. Daarom had de Nederlandse regering in de voormalige kolonie mensen als mijn vader in dienst genomen. Hij moest als contactpersoon fungeren tussen de Nederlandse bestuurders en het Indonesische volk.’

Dankzij haar vaders functie kreeg Pattipilohy wel toegang tot onderwijs. Het overgrote deel van de Indonesische bevolking kreeg deze kansen niet, hun recht op onderwijs werd ontnomen door de koloniale machthebbers.

Francisca Pattipilohy

‘De onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 was een ongelooflijke bevrijding voor ons. We konden ons op dat moment eigenlijk niet goed realiseren wat het betekende. Dat begon pas nadat de Nederlandse invloeden waren verdreven, en toen we als Indonesië het land gingen opbouwen.’

‘IK BEN EINDELIJK EEN VOLWAARDIG MENS. DAT GING ER DOOR MIJ HEEN OP HET MOMENT DAT DE ONAFHANKELIJKHEID WERD UITGEROEPEN’

Pattipilohy is in 1947 naar Nederland gekomen om Indisch recht te studeren aan de Universiteit Leiden, waar zij ook haar echtgenoot leerde kennen. In 1951 keerden zij samen terug naar Indonesië om bij te dragen aan de opbouw van het land. Tot zij in 1965 ten tijde van de anticommunistische zuivering van oud-president Soeharto werd opgepakt zonder concrete beschuldiging. Door de Indonesische regering werd zij naar de vrouwengevangenis in Jakarta overgebracht, waar ze acht maanden werd vastgehouden. Tegen haar wil, vertrok ze in 1968 samen met haar ouders en haar kinderen naar Nederland uit veiligheidsoverwegingen. Haar echtgenoot overleed in 1975 in gevangenschap.

Verdeel-en-heers-politiek

‘Een van de grootste misdaden van het Nederlands kolonialisme in Indonesië is de verdeel-en-heers politiek, die ze hebben uitgevoerd ten opzichte van meer dan de 120 etnische groepen die er in Indonesië bestaan’, zegt zij. Ze verwijst naar de oprichting van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL), dat bestond uit verschillende etnische groepen, voornamelijk uit Molukkers, Javanen en Sundanezen.

‘Dit leger werd onder andere ingezet om de belangen van het Nederlands kolonialisme te beschermen of om nieuwe gebieden te veroveren. Denk aan de dertig jaar durende Atjeh-oorlog, waar Indonesiërs hun broeders moesten vermoorden, omdat Nederland het pepermonopolie in Atjeh ten koste van alles wilde verkrijgen.’

Een ander voorbeeld was de expeditie naar Bali, die in het begin van de twintigste eeuw werd uitgevoerd om het monopolie op opium te verkrijgen, aldus Pattipilohy. ‘Toen werden de belangrijkste Indonesische koninklijke families, kinderen en zelfs baby’s vermoord door het KNIL.’

De nationalistische gevoelens van de Indonesische bevolking onder leiding van pemuda’s – jongeren – nam toe nadat de Japanse bezetters op 15 augustus 1945 capituleerden. Vlak na de onafhankelijkheidsverklaring pleegden sommige nationalistische jongeren geweld tegen Nederlanders en Indonesiërs die sympathiseerden met het koloniale regime. Zij wilden de terugkeer van de Nederlandse koloniale bezetters in Indonesië tegenhouden.

Deze periode staat bekend als ‘Bersiap’. In de Nederlandse vertelling van de geschiedenis zou de Bersiap-periode een aanleiding zijn voor wat daarna volgde: de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog van 1945 tot 1949, ook bekend onder de eufemistische term ‘politionele acties’.

Marjolein van Pagee

Een eenzijdige vertelling van de geschiedenis, vindt fotograaf en historica Marjolein van Pagee. ‘Als in Nederland wordt gesproken over de periode 1945-1949 in Indonesië, dan begint de vertelling met de Bersiap’, zegt zij. ‘Het begon volgens veel Nederlanders met Indonesiërs die ineens heel wild worden en allerlei wraakacties pleegden met veel geweld. Wat zich ver voor Bersiap-periode afspeelde – de Nederlandse bezetting die 350 jaar lang duurde, het brute optreden van de KNIL, de uitbuiting, de slavernij en het racisme – wordt vaak buiten beschouwing gelaten.’

Gezamenlijke geschiedenis

Om de vertelling van de koloniale geschiedenis van Nederland naar eigen zeggen te dekoloniseren, richtte Van Pagee het platform Histori Bersama op. Deze website biedt vertalingen aan van zowel Indonesische als Nederlandse vertellingen van de geschiedenis, zodat mensen uit beide landen meer toegang en inzicht krijgen in perspectieven die anders door de taalbarrière niet gezien of gehoord worden.

Hierbij werkt Van Pagee nauw samen met de Stichting Comité Nederlandse Ereschulden (K.U.K.B.). Onder leiding van voorzitter Jeffry Pondaag en mensenrechtenadvocate Liesbeth Zegveld spant deze stichting meerdere rechtszaken aan tegen de Nederlandse Staat. Doel is om verantwoordelijkheid op te eisen voor de slachtoffers en nabestaanden van het geweld dat het Nederlandse leger pleegde op de Indonesische bevolking in 1945-1949.

In 2011 won de stichting haar eerste rechtszaak tegen de Nederlandse staat voor het bloedbad in het dorp Rawagede. Het Nederlandse leger executeerde daar in 1947 ruim vierhonderd Indonesische burgers. Nadat de rechtszaak werd gewonnen zette K.U.K.B. haar missie voort. Zo won de stichting in 2015 een rechtszaak waarmee de Nederlandse Staat aansprakelijk werd gesteld voor de onrechtmatige executies van ongeveer 3.500 Indonesische burgers op het eiland Zuid-Sulawesi tijdens de ‘politionele acties’.

Als gevolg van de toenemende publieke belangstelling voor wat zich in Indonesië afspeelde in 1945-1949, besloot de Nederlandse regering 4,1 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het grootschalige onderzoek ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’. Het vier jaar durende onderzoeksprogramma, waarvan de resultaten in 2021 bekend worden gemaakt, wordt uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD). De directe aanleiding voor dit onderzoeksprogramma was het in 2016 gepubliceerde boek De brandende kampongs van generaal Spoor, door historicus Remy Limpach.

Imagoschade

Historica Van Pagee heeft kritiek op dit grootschalige onderzoeksprogramma. ‘Tot op de dag van vandaag heeft Nederland 17 augustus 1945 juridisch niet erkend als het moment waarop Indonesië onafhankelijk werd’, zegt zij. ‘In het onderzoek wordt over de periode 1945-1949 wel gesproken van ‘Indonesië’, maar de juridische erkenning blijft onduidelijk. Je kunt het niet hebben over Indonesië in die periode, als je het nalaat om te vertellen dat Nederland de onafhankelijkheid in 1945 niet erkent.’

‘DE REDEN DAT DE NEDERLANDSE STAAT HET VIERJARIGE ONDERZOEKSPROGRAMMA FINANCIERT IS OM VERANTWOORDELIJKHEID TE VEINZEN’

Met het financieren van het onderzoek gaf de Nederlandse regering aan bereid te zijn om haar eerdere standpunten uit 1969 te herzien. Destijds stelde de staat zich op het standpunt dat er geen sprake was geweest van ‘systematische wreedheden’ en dat ‘de krijgsmacht zich als geheel correct heeft gedragen in Indonesië’ tussen 1945-1949. Deze standpunten waren gebaseerd op het archiefonderzoek ‘de Excessennota’, dat de ambtenaar Cees Fasseur in 1969 uitvoerde in opdracht van de Staat.

‘De reden dat de Nederlandse staat het vierjarige onderzoeksprogramma financiert is eerder om verantwoordelijkheid te veinzen, met als doel zo weinig mogelijk imagoschade te leiden als gevolg van de vervelende rechtszaken van K.U.K.B.’, zegt Van Pagee. ‘Daarnaast is het onzin dat de Nederlandse staat het boek van Limpach nodig had om te beseffen dat er verschrikkelijke dingen zijn gebeurd’, gaat zij verder. Volgens Van Pagee zouden de talloze dossiers die zijn aangemaakt om de claims van K.U.K.B. mee af te wijzen hun ogen allang hebben geopend.

De onderzoekers en de Nederlandse regering ontkennen niet dat de rechtszaken een rol hebben gespeeld in de toenemende publieke belangstelling voor de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Maar ze worden niet gezien als de belangrijkste aanleiding voor het vierjarige onderzoek en dat wringt, aldus Van Pagee.

Daarnaast zou K.U.K.B., die de belangen van Indonesische slachtoffers en nabestaanden behartigt, niet bij het onderzoek zijn betrokken, net als geen enkele andere organisatie die de Indonesische slachtoffers en nabestaanden vertegenwoordigt. Wel zijn Indische en veteranenorganisaties, en het Nationaal Comité 4 & 5 mei benaderd voor de klankbordgroep van het onderzoek. ‘Ze kijken als het ware over de schouders van de onderzoekers mee’, zegt Van Pagee.

‘Zonder K.U.K.B., zonder de rechtszaken was er geen onderzoek geweest. Simpelweg omdat er voor een regering een actuele politieke prikkel nodig is om zoveel geld uit te geven. Dat doen ze niet zomaar. De rechtszaken vormen die prikkel’, vervolgt zij. ‘De onderzoekers doen ook net alsof zij uit zichzelf geïnteresseerd raakten in het onderwerp. Maar waar waren ze dan al die jaren?’

Erkenning

Zo plaatste Van Pagee op haar platform de open brief die Jeffry Pondaag samen met Francisca Pattipilohy in 2017 schreef aan de Nederlandse regering, om de bezwaren op het onderzoeksprogramma te uiten. Hierin staat onder andere te lezen dat zij bezwaar hebben op de onderzoeksopzet, die er vanuit gaat dat Indonesië het rechtmatige eigendom was van Nederland. Verder vinden zij dat Indonesische onderzoekers een autonomere en prominentere rol verdienen in dit onderzoek. De open brief is inmiddels door ruim 130 wetenschappers, journalisten en andere organisaties ondertekend.

Een van de ondertekenaars is de Indonesiër Hadi Purnama, voorzitter van het Human Rights Center binnen de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universitas Indonesia. Op dit moment doet hij aan de Vrije Universiteit van Amsterdam promotieonderzoek naar internationale handelsrecht en de mensenrechten in Zuidoost Azië.

Rondetafelgesprek, waarbij Hadi Purnama de deelnemende onderzoekers toespreekt, NIOD Amsterdam, 31 januari 2019. Van links naar rechts: Lara Nuberg, Yance Arizona, Hadi Purnama en Perez Jong Loy

Dat Indonesië niet geïnteresseerd zou zijn in de koloniale geschiedenis spreekt hij tegen. ‘Oud-minister Ben Bot zou hebben gezegd dat Indonesië het niet meer wil hebben over het verleden, en dat we alleen gericht zijn op de toekomst. Aan hem wil ik de vraag stellen: Met wie hebt u gesproken?’

Er is volgens Purnama een verschil tussen wat de Indonesische regering vindt en wat het Indonesische volk vindt. Indonesische officieren zouden volgens hem meer geïnteresseerd zijn in het onderhouden van de handelsrelatie met Nederland, maar voor het Indonesische volk is de pijn van het verleden nog voelbaar. ‘Het volk verdient de verontschuldigingen en verantwoording van Nederland. Dan heb ik het over de nabestaanden en slachtoffers van jarenlange onderdrukking, uitbuiting en geweld.’

De verontschuldigingen die Koning Willem-Alexander maakte tijdens het staatsbezoek aan Indonesië in maart van dit jaar beperken zich tot de periode 1945-1949, gaat hij verder. De 350 jaar daarvoor blijven echter onbenoemd.

‘HET VOLK VERDIENT DE VERONTSCHULDIGINGEN EN VERANTWOORDING VAN NEDERLAND’

Daarnaast is het zaak dat Nederland 17 augustus juridisch erkent als de officiële Onafhankelijkheidsdag van Indonesië, stelt Purnama. ‘Stel dat Nederland 1945 wel zou erkennen als het jaar waarop Indonesië onafhankelijk werd. Dan heeft Nederland in de periode 1945-1949 oorlog gevoerd tegen een soevereine staat. Daartegenover staan strafrechtelijke gevolgen. De soevereiniteitsoverdracht die Nederland in december 1949 heeft ondertekend om Indonesië eindelijk te erkennen als onafhankelijke natie, staat dan op losse schroeven.’

Purnama bepleit een Waarheids- en Verzoeningscommissie, naar het voorbeeld van de commissies die landen als Argentinië en Chili hebben opgericht. Deze commissies doen onderzoek naar mensenrechtenschendingen uit het verleden en maken dit publiekelijk bekend.

‘Waarheid en verzoening, dat zouden de uitgangspunten moeten zijn voor het vierjarige onderzoeksprogramma dat de Nederlandse staat financiert: de waarheid boven tafel krijgen, het gesprek aangaan met Indonesische volksvertegenwoordigers en verantwoording afleggen voor de fouten gemaakt in het verleden. De resultaten van het onderzoeksprogramma zullen oude wonden ophalen die Nederland zelf nog niet heeft verwerkt. Daarbij vraag ik me af of Nederland wel klaar is om zijn verleden onder ogen te zien.’