[Hoofdstuk uit een Nederlands schoolboek, gebruikt in 1998 voor vbo/mavo]
Hoofdstuk 8: Van kolonie tot ontwikkelingsland
Wat gaan we in dit hoofdstuk doen? Direct na de Tweede Wereldoorlog waren er iets meer dan vijftig onafhankelijke staten in de wereld. Tegenwoordig zijn dat er meer dan honderdvijftig. Vooral in Afrika en Azië zijn tientallen nieuwe staten ontstaan. Deze gebieden waren lange tijd kolonies van Europese landen zoals Engeland, Frankrijk, Portugal, Spanje en Nederland. In dit hoofdstuk zullen we zien hoe de belangrijkste Nederlandse kolonie, Nederlands-Indië, onafhankelijk werd onder de nieuwe naam Indonesië. Ook bekijken we met welke problemen Indonesië en andere voormalige kolonies te maken kregen.
Onderschrift 1) In Nederland wonen veel mensen die afkomstig zijn uit het vroegere Nederlands-Indië, waaronder een grote groep Zuid-molukkers. Toen Nederlands-Indië in 1949 onafhankelijk werd, wilden de Zuid-molukkers niet bij de nieuwe staat Indonesië horen. ze stichten een eigen staat, die algauw door de Indonesische regering werd veroverd. Veel Zuid-molukkers vluchtten toen naar Nederland. Ingenieur Manusama was heel lang hun leider in Nederland.
Verhaal
Vier Nederlanders willen de tempel zien. De zon brandt hoog aan de hemel. Boeng en zijn twee vrienden lopen over het stoffige pad. De vier Nederlanders achter hen lopen te hijgen. Met hun rode, bezwete hoofden zien ze er belachelijk uit. De vier Nederlanders werken aan de bouw van een groot fort tussen de belangrijkste twee steden van Midden-Java. Dat nieuwe fort moet voorkomen dat de Javaanse vorsten een opstand beginnen tegen de Nederlanders. Vandaag willen ze de tempel bezoeken. Boeng en zijn vrienden moeten de mannen de weg wijzen. Hij vindt dat niet prettig. Nederlanders zijn ruw en oneerbiedig. Ze breken beelden van de tempels af en nemen die mee. Het kan ze niks schelen of de tempelgeesten boos worden. Boeng kan redelijk Nederlands verstaan. Zijn ouders werkten vroeger bij een Nederlandse koopman in huis. Maar hij doet liever of hij de vier mannen niet begrijpt. Een van hen loopt te mopperen. ‘Die tempel kan nooit iets bijzonders zijn. Javanen zijn immers al te lui om behoorlijke huizen voor zichzelf te bouwen.’ Voor hen doemt de tempel tussen de bomen op. Boeng draait zich om en wijst de Nederlanders op de enorme, half-ingestorte torens. De vier mannen kijken verbluft. Ze stoppen met praten en blijven stilstaan. Zo te zien hadden ze dit niet verwacht.
Onderschrift 2) Kort na 1800 begonnen Nederlanders de oude tempels op het eiland Java te bestuderen. Java was toen een Nederlandse kolonie. De Nederlanders beschouwen de Javanen als lui en dom. Maar toen ze de schitterende Javaanse bouwwerken zagen, raakten ze toch wel onder de indruk.
De VOC
Het verhaal dat je net gelezen hebt, speelt rond 1800 op Java, een eiland in het gebied dat vroeger Indië genoemd werd. Java werd toen overheerst door Nederland. Op de Indische eilanden woonden wel honderden verschillende volken. In de meeste gebieden leefden eenvoudige boeren. Ook waren er vorstendommen met een hoogontwikkelde cultuur. In de oerwouden leefden rondtrekkende jagers en verzamelaars. Rond 1600 stichtte het Nederlandse handelsbedrijf VOC op veel Indische eilanden kolonies. De Nederlanders dwongen de vorsten om tegen lage prijzen producten aan hen te verkopen: koffie, thee en specerijen. De VOC verscheepte die producten naar Europa en verkocht ze daar met veel winst. Zolang de vorsten genoeg producten leverden, bemoeide de VOC zich niet met het bestuur. Maar als een vorst iets deed wat de Nederlanders niet aanstond, vernietigden ze de akkers in zijn gebied of vermoordden hem botweg. Na 1795 werden de VOC-kolonies bezit van de Nederlandse staat. Ook andere Europese volkeren hadden kolonies in Amerika, Azië en Afrika en bui schten daar de bevolking uit.
Nederlands-Indië
In de loop van de 19de eeuw breidden de Nederlanders hun macht in Indië steeds verder uit. Ze zorgden ervoor dat ze het bestuur in handen kregen. De Indische vorsten moesten nu precies doen wat de Nederlandse ambtenaren en militairen zeiden. Ook veroverden de Nederlanders veel nieuwe gebieden. De inwoners verzetten zich fel, maar ze konden niet op tegen de Nederlandse geweren en kanonnen. Duizenden van hen werden gedood. Kort na 1910 vormden de Nederlandse bezittingen in de Indische eilanden één grote kolonie: Nederlands-Indië. Veel verschillende volkeren woonden in één staat bij elkaar; niet uit vrije wil, maar omdat de Nederlanders hen allemaal hadden onderworpen.
Wanneer landen proberen hun grondgebied uit te breiden door andere volkeren te overheersen, noemen we dat imperialisme. Het imperialisme werd veroorzaakt door de industrialisatie in Europa. Fabrikanten in Nederland hadden goedkope grondstoffen nodig zoals rubber, palmolie, aardolie en tin. Ook zochten ze klanten voor hun producten: geweven katoenen stoffen, machines, treinen, schepen, radio’s, telefoons, lampen enzovoorts. Veel Nederlanders begonnen daarom in Nederlands-Indië plantages, mijnen, oliemaatschappijen en handelsbedrijven. Fabrieken werden er haast niet gebouwd. De kolonie was sterk afhankelijk van de industrie in Nederland. Nederlands-Indië werd welvarend. Maar behalve de Nederlanders profiteerde bijna niemand van deze welvaart. De gewone mensen moesten voor weinig geld hard werken op de plantages, in de mijnen en op de olievelden.
Onderschrift 3) De belangrijkste handelspost van de VOC was de havenstad Jakarta. In 1619 gaven de Nederlanders de stad een nieuwe naam: Batavia. Dat betekent `Nederland’.
Onderschrift 4) Er was fel verzet tegen de Nederlandse overheersing. Maar uiteindelijk moesten de opstandige inwoners zich overal overgeven, zoals in 1830 op Java.
Onderschrift 5) Rond 1910 waren de Indische eilanden en het eiland Nieuw-Guinea opgedeeld in kolonies. De Europeanen hadden nieuwe grenzen getrokken die soms dwars door het woongebied van een volk heenliepen.
Groeiend nationalisme
Voor de nieuwe bedrijven en voor het bestuur waren geschoolde werkkrachten nodig. De Nederlanders stichtten daarom rond 1900 scholen waar inwoners van Nederlands-Indië tot ambtenaar, technicus en arts werden opgeleid. Sommigen gingen naar Nederland om aan een universiteit te studeren. Zij leerden Europese opvattingen over politiek kennen, zoals het nationalisme. Ze vonden dat ook de volken van Nederlands-Indië recht hadden op een eigen staat: Indonesië. Toen ze naar huis terugkeerden, richtten ze politieke partijen op. Hierdoor werd het verzet tegen de Nederlanders steeds sterker. In 1918 kwam de Nederlandse regering een beetje tegemoet aan hun wensen. Er werd een parlement opgericht waarin naast Nederlanders ook vertegenwoordigers van de bevolking zaten. Maar dit parlement mocht alleen adviezen geven. Verder verbood de regering alle nationalistische partijen. Soekarno, de leider van de belangrijkste partij, werd samen met andere nationalisten in een concentratiekamp opgesloten. In 1936 vroeg het parlement aan het Nederlandse bestuur om toe te werken naar onafhankelijkheid. De Nederlanders wezen dit verzoek af. Ze dachten dat het nationalisme weinig aanhang had.
De Japanse bezetting
Begin 1942, tijdens de Tweede Wereldoorlog, veroverde Japan heel Zuidoost-Azië, waaronder ook Nederlands-Indië. Voor de Nederlanders in het gebied volgde een vreselijke tijd. De meesten werden opgepakt en in kampen gevangengezet. Veel mannen werden gedwongen dwangarbeid te verrichten. Door ziekte, honger en mishandeling kwamen meer dan twintigduizend Nederlanders om.
De bevolking had minder te lijden van de Japanse bezetting. Bovendien kregen de nationalisten nieuwe hoop. De Japanners hadden laten zien dat Nederland niet onoverwinnelijk was. Ze beloofden zelfs dat er in de toekomst een zelfstandige staat Indonesië zou kunnen komen binnen het Japanse rijk. Sommige nationalistische leiders werkten daarom samen met de Japanners. De Nederlanders zagen de samenwerking tussen de nationalisten en de Japanse bezetters als verraad. Ze wilden niet begrijpen dat zij zelf ook buitenlandse bezetters waren.
Strijd en onafhankelijkheid
in augustus 1945 gaf Japan zich over en was de Tweede Wereldoorlog afgelopen. Terwijl de Nederlanders nog in kampen zaten, riep Soekarno de onafhankelijke republiek Indonesië uit. De hoofdstad Batavia kreeg zijn oude, Indonesische naam terug: Jakarta. Soekarno werd president van de nieuwe staat. Voor de Nederlanders kwam dit als een schok. Ze wilden hun gezag herstellen en dachten, dat de bevolking dat ook zou willen. Zonder Nederlands-Indië zou Nederland een arm en onbetekenend land worden, dacht men. Maar Indonesië kreeg steun van de Verenigde Staten. Zij vonden dat de tijd voorbij was, dat Eurolanden over grote delen van de wereld heersten. Nederland moest zich wel bij de situatie neerleggen. Na moeizame onderhandelingen en twee korte oorlogen werd men het eind 1949 eens. Nederland erkende de onafhankelijkheid van Indonesië. Deze overgang van kolonie haar onafhankelijke staat heet dekolonisatie. De Nederlanders behielden het westen van het eiland Nieuw-Guinea. Ze vonden dat dat gebied niet bij Indonesië hoorde; er woonden volkeren die totaal niet verwant waren met Indonesische volkeren. Uiteindelijk moesten de Nederlanders ook daar vertrekken. In 1963 werd Nieuw-Guinea bij Indonesië gevoegd. Kort na de dekolonisatie riepen de bewoners van de Zuidmolukse eilanden een eigen republiek uit. Ze wilden niet bij Indonesië horen. Met veel geweld sloeg Soekarno dit staatje uiteen. Duizenden Zuidmolukkers vluchtten toen naar Nederland. Ook in Nieuw-Guinea en enkele andere gebieden braken opstanden uit tegen het Indonesische bestuur.
Onderschrift 6) De maatschappijklassen in Nederlands-Indië. De Nederlanders hadden het meeste aanzien. De middenklasse werd gevormd door de Chinese kooplieden en door de mensen die veel met de Nederlanders te maken hadden; ambtenaren, soldaten en intellectuelen zoals artsen, advocaten en onderwijzers.
Onderschrift 7) Tijdens de Tweede Wereldoorlog kregen de nationalisten van de Japanners de ruimte. Ze mochten bijvoorbeeld een eigen tijdschrift uitgeven. Op de voorkant zie je mensen zwaaien met de vlag van Japan en de vlag van het toekomstige Indonesië.
Economische problemen
In de eerste jaren van de onafhankelijkheid bleven de belangrijkste bedrijven in Indonesië in Nederlandse handen. Daardoor was de nieuwe staat economisch nog steeds niet onafhankelijk. In 1957 verklaarde het Indonesische bestuur alle Nederlandse bedrijven tot eigendom van de Indonesische staat. Ze werden genationaliseerd. De laatste Nederlanders werden toen het land uitgestuurd. Maar nu ontstonden er nieuwe moeilijkheden. De Indonesische bedrijfsleiders waren minder geschoold en minder ervaren dan de Nederlanders. Veel genationaliseerde bedrijven draaiden slecht en verloren klanten. Bovendien was het belangrijkste probleem niet opgelost. Indonesië voerde vooral goedkope landbouwproducten en grondstoffen uit naar de westerse landen. Tegelijk moest het land dure industrieproducten uit die landen invoeren, bijvoorbeeld machines of kunstmest. De welvaart zou pas kunnen groeien als er meer industrie kwam. Maar daar is veel geld voor nodig en dat had Indonesië niet. Verreweg de meeste mensen waren arm. De armoede werd nog erger doordat de bevolking snel groeide.
Bevolkingsgroei
In 1940 had het land bijna 70 miljoen. inwoners. Vijfentwintig jaar later woonden er ongeveer 110 miljoen mensen. Door de bevolkingsgroei waren er in verhouding te veel kinderen en te weinig volwassenen. Er waren bijvoorbeeld te weinig artsen en ziekenhuizen, zodat de gezondheidszorg achteruit ging. Ook waren er niet genoeg onderwijzers en scholen, terwijl er juist veel behoefte was aan goed opgeleide mensen. Er waren te weinig boeren om voor iedereen genoeg rijst te verbouwen, waardoor er in het buitenland rijst moest worden ingekocht. Ook was er niet genoeg werk voor iedereen. Vooral op Java ontstond overbevolking. Veel boeren hadden te weinig land om van te leven. Steeds vaker trokken ze naar de steden op zoek naar werk. De hoofdstad Jakarta groeide daardoor in korte tijd uit tot een miljoenenstad. In arme, vervuilde krottenwijken woonden de mensen in zelfgemaakte huisjes.
Ontwikkelingslanden
Indonesië was niet de enige nieuwe staat die na de Tweede Wereldoorlog ontstond. In dezelfde tijd werden de meeste kolonies in Azië en Afrika onafhankelijk. In al deze nieuwe staten kwamen dezelfde problemen voor. En in de landen van Zuid-Amerika, die al eerder onafhankelijk waren geworden, was de situatie net zo. In veel nieuwe staten was geen politieke eenheid. Er braken vaak opstanden en oorlogen uit. Vaak greep het leger de macht om de orde te herstellen. Verder hadden de vroegere kolonies weinig industrie. Ze exporteerden vooral goedkope grondstoffen en moesten dure industrieproducten invoeren. Zo bleven ze economisch afhankelijk van westerse landen. Bovendien groeide de bevolking snel. Daardoor kwam hun economie niet tot ontwikkeling. We noemen deze landen. ontwikkelingslanden. Bij elkaar worden de ontwikkelingslanden de Derde Wereld genoemd. De westerse landen zagen in, dat hun vroegere kolonies zonder hulp niet tot ontwikkeling konden komen. Ze leenden de ontwikkelingslanden geld voor de verbetering van dc landbouw en de opbouw van de industrie. Ze stuurden deskundigen, die de bevolking leerden omgaan met moderne machines en technieken. Ook in Indonesië gebeurde dat. Zo probeerden de westerse landen samen met de ontwikkelingslanden de situatie te verbeteren. Dit wordt ontwikkelingssamenwerking genoemd.
Onderschrift 8) Miljoenen inwoners van Jakarta leven in krottenwijken. De meesten van hen zijn van het platteland naar de stad getrokken om werk te zoeken. Ze hebben van afval of-goedkoop materiaal huisjes gebouwd waar geen water en geen elektriciteit is. Sloten of braakliggende veldjes worden als toilet gebruikt. Er zijn geen scholen en ziekenhuizen.
Onderschrift 9) Om de bevolkingsgroei tegen te gaan maakt de Indonesische regering propaganda voor kleine gezinnen. Maar in Indonesië krijgen oude mensen geen pensioen. Ze zijn aangewezen op hun kinderen. Daarom nemen veel Indonesiërs het zekere voor het onzekere: liever nu een paar kinderen meer dan later honger lijden. Daardoor blijft de bevolking groeien.
Het leger grijpt de macht
De Indonesische regering kon de vele problemen niet oplossen. Het land was geen eenheid en de politieke partijen waren het oneens. Daarom trok Soekarno in 1957 veel macht naar zich toe. Maar ook toen kon hij de problemen niet de baas. Door de armoede kreeg de communistische partij steeds meer aanhang. Maar de communisten hadden ook veel tegenstanders, vooral in het leger. In 1965 greep het leger in. De communistische partij werd verboden. Honderdduizenden mensen werden opgepakt en vermoord. Het leger beperkte ook de macht van Soekarno en zette hem uiteindelijk af. Hij werd opgevolgd door de belangrijkste generaal, Soeharto. Tijdens de regering van Soeharto kregen de militairen erg veel macht. Veel officieren kregen belangrijke functies zoals minister, burgemeester of directeur van een groot bedrijf.
Stap voor stap
Soeharto besloot de economische problemen van het land stevig aan te pakken. Ontwikkelingssamenwerking alleen was niet genoeg. Hij probeerde westerse bedrijven over te halen om fabrieken in Indonesië op te zetten. Bovendien ging Indonesië met andere ontwikkelingslanden samenwerken. Zo konden ze hogere prijzen vragen voor hun grondstoffen. Soeharto’s aanpak werkte niet altijd. Maar hij had geluk. In 1973 begonnen de prijzen voor olie snel te stijgen. Hierdoor ging Indonesië veel geld verdienen met de olie-export. Ook kon Indonesië profiteren van zijn gunstige ligging. In enkele landen ten noorden van Indonesië groeide de economie razendsnel: vooral in Zuid-Korea, Taiwan en de kleine staatjes Hong Kong en Singapore. Iets verder weg lag Japan, dat één van de rijkste landen ter wereld werd. Ten zuiden lag het welvarende Australië. Indonesië ging steeds meer handel drijven met de landen in de omgeving. Toeristen uit Japan en Australië kwamen de oude tempels en vorstenpaleizen op Java bekijken. Zo kwam er steeds meer geld het land binnen. Eindelijk was er geld voor de opbouw van de industrie. Er kwamen veel nieuwe fabrieken, vooral textielfabrieken. De lonen waren laag en daardoor konden de fabrieken goedkope producten maken. Die konden gemakkelijk in het buitenland worden verkocht. Indonesië is nog altijd arm, maar de economie komt stap voor stap tot ontwikkeling.
De andere Nederlandse kolonies
Toen Indonesië onafhankelijk was geworden, ging men in Nederland nadenken over de andere kolonies, Suriname en de eilanden van de Nederlandse Antillen: Cura.ao, Aruba, Bonaire, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten. De regering besloot om Suriname en de Nederlandse Antillen een eigen bestuur te geven. De Nederlanders wilden daarmee voorkomen dat de spanningen net zo hoog zouden oplopen als in Nederlands-Indië. In de jaren na 1960 werd de onafhankelijkheidsbeweging in Suriname sterker. In 1975 werd het land onafhankelijk. Helaas ging het ook in Suriname niet goed met de economie. Bovendien waren er conflicten tussen verschillende bevolkingsgroepen. Een tijdlang was het leger aan de macht. De zes Antilliaanse eilanden zijn nog steeds met Nederland verbonden.
Waarover ging dit hoofdstuk?
• Rond 1600 stichtten de Nederlanders kolonies op de Indische eilanden. Later werden deze kolonies bezit van de Nederlandse staat.
• In de 19de eeuw veroverden de Nederlanders nog meer gebied.
• Nederlands-Indië leverde grondstoffen aan de Nederlandse fabrieken en kocht produkten van die fabrieken. In het gebied zelf ontstond nauwelijks industrie.
• In de 20ste eeuw werden politieke partijen opgericht die streefden naar onafhankelijkheid.
• Direct na de Tweede Wereldoorlog riepen de leiders van deze partijen de onafhankelijke republiek Indonesië uit.
• Net als andere vroegere kolonies werd Indonesië een ontwikkelingsland.
• In 1965 grepen militairen de macht.
• Na 1973 kwam de Indonesische economie tot ontwikkeling.
Onderschrift 10) Toeristen zorgen voor verbetering van de economie. Ze bezoeken de oude tempels, zoals deze op Java.
Onderschrift 11) De zes Antilliaanse eilanden zijn nog steeds afhankelijk van Nederland. Veel bedrijven zijn nog in Nederlandse handen. Maar niet deze werkplaats waar prins Willem-Alexander een bezoek brengt.
————————————————————————————————————————-
Brief Jeffry Pondaag, Oktober 1998
[In 1998 schreef K.U.K.B. voorzitter Jeffry Pondaag een brief aan de conrector van de school waar zijn dochter op zat, om te protesteren tegen de manier waarop de lesmethode Chronoscoop de geschiedenis met Indonesië behandelde. Lees hieronder zijn brief met het antwoord of kijk de video van het Histori Bersama event afgelopen oktober, op min. 2:14 vertelt Pondaag over de confrontatie met de geschiedenisdocent van zijn dochter.]
Geachte heer Vermeulen, 23 oktober 1998
Zeer verontwaardigd en boos was ik toen mijn dochter Wendy met de vraag kwam of Indonesië in het jaar 1949 onafhankelijk werd. Zij had mij dit laten lezen uit het hier boven genoemde geschiedenisboek. Nadat ik dit hoofdstuk verder las, kwam ik toch veel onwaarheden tegen. Bovendien stond er niets in over de beruchte de zogenaamde ‘politionele acties’ 1947 / 1949.
Ik wil U nog helpen herinneren dat Uw koningin op 17-augustus 1995 op uitnodiging van onze President de vijftig jaar Merdeka heeft bijgewoond. De term Nederlandse ‘kolonie’ is niet op zijn plaats, wel ‘bezetting’ die driehonderd vijftig jaar lang heeft geduurd.
Hiermee protesteer ik nadrukkelijk dat mijn dochter Wendy dit hoofdstuk moet leren.
Hoop U bij deze voldoende te hebben geïnformeerd en wacht met belangstelling op uw antwoord. Daarnaast zou ik van deze gelegenheid gebruik willen maken om te vragen naar het antwoord op mijn brief van d.d. 18 juli 1998. Voor de goede orde zal ik een copy mee sturen.
Met vriendelijke groet,
Hoogachtend,
Pondaag J.M.
Download brief in PDF:
————————————————————————————————————————-
Geachte heer Pondaag, Heemskerk, 2 december 1998
In antwoord op uw schrijven met betrekking tot de door ons gebruikte geschiedenis-methode “Chronoscoop” deel ik U het volgende mede.
Al geruime tijd werken wij op de Maerten van Heemskerck tot volle tevredenheid van docenten en leerlingen met deze geschiedenismethode. Wij gaan er zonder meer van uit dat de auteurs van Chronoscoop de feiten in het hoofdstuk over Indonesië op correcte wijze hebben weergegeven.
Uiteraard staat het U vrij uw eigen opvattingen te hebben over de rol van Nederland gedurende deze periode, zoals het ook de Indonesische bevolking vrij staat om vrijwel dagelijks te protesteren tegen de huidige machtshebbers en hun voorgangers.
Wanneer U van mening bent dat de methode voor wat betreft het hoofdstuk Indonesië onjuistheden bevat, raad ik U aan contact op te nemen met de uitgever van Chronoscoop. Naam en adres vindt U op een van de eerste pagina’s in het boek.
Met vriendelijke groet,
G.W. Vermeulen,
— conrector
Download in PDF
————————————————————————————————————————-
Download hoofdstuk 8 Chronoscoop (scan 3MB):