Beste meneer Irwan,
Hartelijk dank voor uw brief die wij ontvingen op 31 januari 2020.
Ik heb uw brief doorgestuurd aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Nederland. De inhoud van de brief zal met zorg behandeld worden en wij zullen hetgeen u schrijft meenemen.
De Nederlandse ambassade is bezig om de mogelijkheid te verkennen een ontmoeting met Dhr. Irwan te organiseren maar wij zijn momenteel erg druk met de voorbereidingen van het Staatsbezoek.
Wij zullen u opnieuw contacten om een afspraak te maken zodra wij in de gelegenheid zijn.
Met hartelijke groet,
Lambert C. Grijns
Ambassadeur
—
* Hoewel de brief blijkbaar al op 12 februari geschreven is, wordt deze pas twee weken later op 29 februari afgeleverd in een envelop zonder postzegels bij het thuisadres van Irwan Lubis). Eerder op 24 februari, dus meer dan drie weken nadat de eerste brief van de Indonesische nabestaanden werd afgegeven bij de ambassade in Jakarta, stuurde Irwan Lubis (die als woordvoerder optreedt voor de groep Indonesische nabestaanden) het volgende Whatsapp-bericht aan Roel van der Veen, Hoofd politieke zaken van de Nederlandse ambassade in Jakarta: “Goedemorgen meneer Roel… Hierbij zou ik u willen vragen of het mogelijk is om elkaar nog eens te ontmoeten. Hopelijk lukt dat. Ik dank u voor uw begrip en tijd meneer… Groeten Irwan Lubis.” Waarop Roel van der Veen antwoordt (zonder te verwijzen naar de brief van de ambassadeur): “Geen tijd! We moeten ons voorbereiden op het Staatsbezoek. Later is er meer tijd. – Sorry.”