Excuses voor het ongemak, maar over de 4,5 miljard hebben we het niet
De excuses vanuit de overheid voor koloniaal geweld en slavernij zijn de laatste tijd niet van de lucht. Historica Marjolein van Pagee vindt het weinig overtuigend. De grote angst van de Nederlandse Staat is dat ze 4,5 miljard gulden (nu 25 miljard euro) aan Indonesië moeten terugbetalen. “Er is met miljoenen onderzoeksgeld gesmeten om met miljarden weg te komen.”
De Andere Krant, 22 juli 2023, door: Marjolein van Pagee
Op 1 juli bood koning Willem-Alexander zijn excuses aan tegenover de Surinaamse en Caribische gemeenschap voor de Trans-Atlantische slavernij. Premier Mark Rutte had in december hetzelfde gedaan. In 2020 maakte de koning ook al excuses aan Indonesië voor “extreem geweld”. Nadat de resultaten van het door de overheid gefinancierde onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950’ werden gepresenteerd, deed Rutte hetzelfde.
Het Indonesië-onderzoek dat aan de excuses voorafging mocht wat kosten: 4,1 miljoen euro. Diverse grote steden hadden vanaf 2018 eveneens honderdduizenden euro’s publieksgeld aan onderzoeken gespendeerd die allemaal de voorspelbare conclusie trokken: “Wat hebben Nederlanders zich in het verleden wreed gedragen”. Nu gevolgd door: “Excuses voor het ongemak”.
Wat uit al die studies en spijtbetuigingen niet naar voren komt, is de reden van het Nederlandse optreden: wáárom gebruikten Nederlanders overzee zoveel geweld? Mannen als mijn opa – die in 1947 als dienstplichtig militair naar Indonesië werd gezonden – gingen toch niet zomaar op onschuldige Indonesiërs schieten? Het antwoord is dat het kolonialisme werd gedreven door hebzucht, economisch gewin, de toe-eigening van landen, spullen én lichamen die ons niet toebehoorden. De enige manier om daar toegang tot te krijgen was het toepassen van geweld. De wreedheden waren dus een gevolg, niet de oorzaak.
Wat er nu gebeurt, is dat men de gevolgen bestudeert en daarvoor ‘sorry’ zegt, maar de oorzaak buiten beschouwing laat. Over mogelijke juridische of financiële consequenties wil de regering het al helemaal niet hebben.
Kolonialisme draait om geld, heel veel geld. En de macht die daaraan verbonden is. De koloniale bezetting van Indonesië werd wel ‘de kurk’ genoemd waarop Nederland dreef. Nog altijd staat de VOC bekend als het grootste bedrijf dat ooit in de geschiedenis van het kapitalisme heeft bestaan. Van de winsten van het hardvochtige Cultuurstelsel dat in de 19e eeuw op Java werd ingevoerd, legde men in Nederland een compleet spoorwegnet aan.
De eerste militaire actie in 1947 heette Operatie Product en was erop gericht fabrieken en plantages opnieuw in handen te krijgen. Die moesten natuurlijk weer zo snel mogelijk draaien om ‘economische rampspoed’ te voorkomen. Daarom was het, dat mijn opa op Indonesiërs moest schieten.
Hoewel die rampspoed nooit is gekomen, wordt de vrees voor financiële achteruitgang in Den Haag nog steeds gevoeld. Hassan Wirajuda, de Indonesische oud-minister van Buitenlandse Zaken, reageerde in februari 2022 als een van de eerste vooraanstaande Indonesiërs op de uitkomsten van het Indonesië-onderzoek. Hij vroeg zich af waarom de onderzoekers zich uitsluitend op “extreem geweld” hadden gericht, terwijl belangrijke juridische en financiële kwesties geen aandacht kregen. Als voorbeeld noemde hij de 4,5 miljard gulden, 25 miljard euro in geld van nu, die Indonesië in 1949 had moeten betalen voor de onafhankelijkheid.
Tijdens de rondetafelconferentie van 1949, waar de voorwaarden voor de soevereiniteitsoverdracht werden besproken, stelden de Nederlandse onderhandelaars zich op het punt dat áls Indonesië onafhankelijk wilde zijn, het dan alle schulden die de kolonie bij Nederland had lopen, verplicht moest overnemen. Dit was een bedrag van 6,5 miljard gulden. Na hevig protest van Indonesische zijde werd uiteindelijk twee miljard in mindering gebracht als zijnde de kosten van de oorlog die tegen de Republiek was gevoerd. Een bedrag van 4,5 miljard bleef over.
Over deze overeenkomst, die de kenmerken van afpersing had, worden nog altijd rookgordijnen opgeworpen. De overheid wekt graag de indruk dat Indonesië slechts 650 miljoen van die 4,5 miljard daadwerkelijk heeft betaald ter compensatie van Nederlandse bedrijven die Indonesië in 1958 had genationaliseerd. In deze versie van het verhaal is de eerste president Sukarno de slechterik. Rondom zijn persoon werd een leugenachtig verhaal gesponnen, dat hij nooit een cent betaald zou hebben en dat hij bovendien erg onredelijk was door Nederlanders in 1958 zomaar het land uit te gooien. Sukarno’s optreden werd zo kwaadaardig geframed dat het haast logisch klinkt dat er in 1966 met diens opvolger, de prowesterse Suharto, een tweede betalingsregeling van 650 miljoen gulden werd getroffen, waarvan het laatste bedrag in 2003 is binnengekomen op de rekening van de Nederlandsche Bank. De overheid doet voorkomen dat alleen dit bedrag daadwerkelijk is betaald.
Dit klopt niet. In het boek ‘Het Nederlands belang bij Indië’ (1983) van Meindert Fennema en Han Baudet is te lezen dat Indonesië tussen 1949 en 1956 correct had voldaan aan de eerste opgelegde betalingsverplichting. Een voetnoot verwijst naar een destijds geheim overheidsmemorandum uit 1956, dat nu in het Nationaal Archief is te raadplegen.
Welke mistbanken de regering nadien ook opwierp, het memorandum is het onomstotelijke bewijs dat Indonesië in 1956 al bijna vier miljard betaald had. Nog erger. De opstellers van het memorandum constateerden verontrust dat men er in Indonesië achter was gekomen dat de Nederlandse berekeningen op nattevingerwerk waren gebaseerd.
De vermindering van de geschatte oorlogskosten had niet 2 maar 3,5 miljard moeten zijn. Aangezien op dat moment al bijna 4 miljard was overgemaakt, betekende dit dat Indonesië in feite al een tijdje aan het betalen was voor de oorlog die tegen hen was gevoerd. Een situatie die tijdens de onderhandelingen nog een no-go was geweest. In het memorandum wordt het meest voor de hand liggende scenario geschetst: Indonesië zou het te veel betaalde bedrag waarschijnlijk terugvorderen door de Nederlandse bedrijven te nationaliseren
Dit is precies hoe het gegaan is, maar niet hoe het wordt verteld en herinnerd. Het heersende idee is dat zakenlui in 1958 zomaar het land uit werden gegooid door een onredelijke, hardvochtige Sukarno. In 1966, na de CIA-gesteunde coup die Sukarno uitschakelde, beklaagden Nederlanders zich vervolgens bij de pro-westerse Suharto over het verlies van ‘hun’ bedrijven. Die stemde in om in termijnen nog eens 650 miljoen gulden naar Nederland over te maken. Opgeteld met het eerste bedrag heeft Indonesië dus wel degelijk 4,5 miljard gulden overgemaakt.
Nu de excuses ons om de oren vliegen, denk ik terug aan een gesprek dat in 2019 plaatsvond tussen de uitvoerders van het Indonesië-onderzoek en een aantal critici, van wie ik er een was. Tijdens deze bijeenkomst, die door ons als critici was afgedwongen, wezen we de onderzoekers op de financiële grondslag van kolonialisme en stelden hen de vraag of zij wisten of de 4,5 miljard gulden betaald was of niet. Ze erkenden dat ze het antwoord schuldig moesten blijven. Hierop kregen zij het memorandum uit 1956 als bewijs gepresenteerd.
Ook al waren de onderzoekers vanaf dat moment geen onwetenden meer, zij deden vervolgens niets met deze kennis. In het samenvattende boek Over de grens, waarin de onderzoeksresultaten zijn opgetekend, wordt slechts één keer naar de 4,5 miljard verwezen als ‘boedelscheiding’, iets heel normaals, geen afpersing dus.
Het onder ogen zien van eigen misdragingen en daar excuses voor maken lijkt op het eerste gezicht schuldbewust. Het wekken van die indruk, dat is waar de miljoenen onderzoeksgeld voor waren bedoeld. De overheid wilde best een paar miljoen uitgeven om met miljarden weg te komen. De ‘excuses voor het ongemak’ zijn dan ook eerder een publiciteitsstunt om juist niet de portemonnee te hoeven trekken. De Indonesische oud-minister trapte er in elk geval niet in, hij vond de excuses van Rutte nietszeggend. Wirajuda: “Laat Nederland eerst de rekening opmaken.”
—
Zie ook: